plas veranderd. De beweging des waters, de golfslag werd te krachtig voor den plantengroei. Meer nog zag men het verschijnsel, dat zelfs het vaste veen afsloeg, waar het aan de beweging des waters blootgesteld was. Waar de mensch het veen door uitbaggering wegvoerde en een kleine plas vormde, breidde deze zich door afslag van het omringende veen langzaam uit. Het Haarlemmermeer is hiervan het leerzaamste voorbeeld. Ook het IJ, waarvan echter niet de veenuitbaggering de eerste oorzaak zal geweest zijn, heeft door afslag zich sterk uitgebreid. Was een enkele watervloed of storm de oorzaak van dien afslag geweest en niet de positieve niveauverandering, dan zou de plantengroei weldra weder aangevuld hebben , wat dergelijke catastrophen vernietigden. Thans kon
dat niet geschieden.
De meren van Nederland in de lage venen gevonden zijn aanvankelijk meest gevormd door het verturven van het land. Waar men niet in blokken of akkers verturfde, maar naast elkander het veen wegnam, ontstonden plassen van eenige uitgebreidheid, welke door afslag zich vergrootten. Zelfs waar te smalle strooken veen werden achtergelaten, zijn die met zelden door afslag vernietigd. Zoo ontstonden de grootere plassen, als de Fnesche, Overijselsche en Hollandsche meren in ons vaderland. Had de laagveenvorming bij den tegenwoordigen waterstand plaats gevonden of plaats kunnen vinden, de meren zouden weder met veen aangevuld worden.
In de tijden van het ontstaan der lage venen was er geen enkele oorzaak, waardoor op de plaatsen der meeste plassen geen laagveenvorming geschieden zou. Daarom mag men vrij aannemen, dat die meren, ook al wordt het niet altijd door historische stukken bewezen, aanvankelijk meest door uitvening gevormd zijn, terwijl afslag en positieve niveauverandering tot de uitbreiding en instandhouding dier plassen samenwerkten.
Wij eindigen, doch met de overtuiging, dat, mogen wij eemg licht op het ontstaan van de lage venen en drijftillen geworpen hebben, het onderwerp op verre na nog niet is uitgeput. Bij nader onderzoek zullen nog vele nieuwe feiten aan 'tlicht gebracht, nog velerlei vragen gesteld kunnen worden. Gaarne hadden ook wij ons onderzoek verder voortgezet; doch de reeds belangrijke finantieele opofferingen, die wij ons bovenden zeer gewaardeerden steun der „Afdeeling Nederland" er voor getroost hadden, deden ons besluiten het onderzoek voorloopig te staken. Later hopen wij het evenwel nog weder aan te vangen en zooveel mogelijk te voltooien.