van betoogen de drijf tillenvorm ing inhaerent met het ofitstaan der lage venen beschouwd; wij meenen, dat de drijf tillen een bijkomend verschijnsel zijn, voor de laagveen-vorming van negatieve beteekenis.

Het ontstaan der drijftillen wordt door Staring zoo goed als niet verklaard. Hij zegt slechts, „dat na een dertig jaar de modder zoozeer doorgroeid is met wortels van water- en moerasplanten, dat er zich een laag vormt, die lichter is dan water en dus boven komt drijven." Die onzekerheid en onvolledigheid van den meester blijkt dikwijls zeer sterk uit de geographische hand- en leerboeken, welke in dezen Staring meer of minder juist gevolgd hebben, en gaf zelfs aanleiding tot allerlei zonderlinge beschrijvingen.

De eerste vraag, die wij in dezen bij ons onderzoek trachtten te beantwoorden, was, waardoor die modder- en plantenmassa van den bodem losraakt en begint te drijven ? Het drijven zelf is in dezen niet het belangrijke van 't verschijnsel, maar de oorzaak van dit losraken van den vasten bodem, waarmede de massa meer of minder verbonden is door wortels enz., is hoofdzaak.

Wij leerden verschillende oorzaken kennen, die meer of minder samenwerken, om den arbeid van het losmaken, het opheffen of tillen, te verrichten. In de eerste plaats noemen wij de beweging des waters, nl. de golfslag.

Waar kanalen een gebied doorsnijden met veenvorming op den bodem der plassen, kan men langs die kanalen dikwijls een breeden zoom van i 4 3 M. waarnemen, die uit drijftillen bestaat, terwijl verder van het kanaal verwijderd de veenvormende massa vastzit aan den bodem. Bovenal langs kanalen, die door schroefstoombooten, welke het water hevig bewegen, bevaren worden, is dit het geval.

Dit verschijnsel in het klein wijst ons aan, wat in de natuur op groote schaal plaats vindt.

Een der oorzaken, waardoor de veenlaag met de daarin groeiende planten van den bodem losraakt, moet gezocht worden in den golfslag. Bovenal in het najaar brengen de onstuimige herfstwinden het water dikwijls hevig in beweging, en daardoor wordt de veenmassa van den bodem losgewoeld, zoodat zij, gewoonlijk lichter dan het water, begint te drijven. Daarmede stemt overeen het feit, dat in de maanden November en December de meeste drijftillen in de veenplassen ontstaan, zooals ons dat door verschillende personen, ter plaatse bekend, verzekerd werd. Louter op de vraag, wanneer de meeste drijftillen losraken? en zonder eenige toelichting, ontvingen wij geregeld dit antwoord.

Een tweede oorzaak van het losraken moet in den plantengroei gezocht