De vorming van veenstof is een verkolingsproces der planten. Wanneer de afgestorven planten onder vrije toetreding der lucht en onder geregelden invloed van matige warmte en vochtigheid langzaam verrotten of zich ontleden, heeft er humusvorming plaats. Doch wanneer de afstervende plantendeelen tijdens die humusvorming aan de lucht onttrokken worden, door bijv. onder het water te zinken , heeft er een verveningsof verkolingsproces plaats. Na de afsluiting der buitenlucht zet zich de aangevangen verplaatsing der atomen voort, doch de plantenstoffen moeten zich thans onderling verbinden. Een deel der zuurstof van de plant verbindt zich met de koolstof tot koolzuur, een ander deel met de waterstof tot water, terwijl een deel der waterstof met de koolstof onderscheidene koolwaterstof-verbindingen aangaat. De nieuw ontstane verbindingen ontwijken zooveel mogelijk, zoodat aan het overblijvende meer zuurstof en waterstof dan koolstof onttrokken wordt. Hierdoor blijft een produkt achter, dat betrekkelijk rijker is aan koolstof dan de planten, waaruit het is samengesteld.
Terwijl bijv. hout uit 52,65 pet koolstof, 5,25 pet waterstof en 42,10 pet zuurstof en stikstof is samengesteld, bestaat volgens de onderzoekingen van prof. Mulder de Hollandsche turf uit 59,3 pet koolstof, 5,4 pet waterstof en 35,3 pet zuurstof, na aftrek der asch. Friesche turf heeft volgens de onderzoekingen van denzelfde een koolstofgehalte van 59,4 pet.
Het verkolingsproces der planten hangt af van de meer of minder volledige afsluiting van de lucht. Hoe volkomener die afsluiting is, des te volmaakter kan de verkoling plaats hebben, wanneer er namelijk voldoende tijd is tot ontwikkeling van het proces. Waar die afsluiting der doode planten door het water geschiedt, zal daardoor een vollediger verkolingsproces plaats hebben dan daar, waar bijv. een doode plantenlaag aan de oppervlakte met eenig water gedrenkt de afsluiting hoofdzakelijk moet tot stand brengen. Evenmin kan eene tijdelijke onderwaterzetting in eenig jaargetijde, afgewisseld door droogte, een volkomen veenvorming veroorzaken.
Dit is mede een oorzaak van het kenmerkend verschil der veenstof bij de lage en booge venen. Bij de laatste heeft, door de onvolledige verkoling, de gevormde massa nog de structuur der plantenlichamen bewaard; terwijl bij lage venen van voldoenden ouderdom de veenstof een donkerbruine , kneedbare, koolstofrijke massa geworden is, zonder een'ge structuur. De lage venen geven in chemischen zin het volkomenste voorbeeld van veenstofvorming ').
1) ]n de bijzonderheden van dit chemisch proces dalen wij niet af, zooals wij zeiden. \