Dr. Borgman meent Staring hier op een historische onjuistheid te betrappen, daar het werk van Lesquereux een jaar vóór dat van Staring verschenen is ').

Pokorny 2) schijnt (beslist spreekt hij het niet uit) ook Lesquereux voor den grondlegger dezer onderscheiding te houden.

Evenwel, niet alleen in den mond des volks, doch ook bij de beschrijving der venen was ze in Nederland reeds veel vroeger ingevoerd.

Le Francq van Berkhey kwam noch in zijne „Natuurlijke Historie van Holland", 1759, noch in zijne „Verhandeling over de beste wijze omlanden aan te leggen", (1763) tot eene volkomen onderscheiding der lage en hooge venen. De zaak was hem wel bekend, maar niet duidelijk genoeg, om haar voldoende uiteen te zetten. Hij zegt, „dat in lage landen het veen uit waterplanten en op de hooge gronden uit landplanten is ontstaan.' Elders schrijft hij, „dat men in Friesland meer droge en hooge venen vindt." In laatstgenoemde verhandeling (pag. 49) wijst hij er bepaald op, „dat hij het onstaan van veen in moerassige gronden beschreven had, doch vervolgens dat op de hooge gronden wilde aantoonen.".

Hieruit is duidelijk, dat hij de verschillen van beide veenformaties kende, en zelfs tot den oorsprong wilde terugbrengen. Evenwel tot eene volkomen systematische indeeling kwam hij niet.

Eene volledige indeeling der venen in hooge en lage, en eene vrij nauwkeurige beschrijving van beide, gaf de heer van Lier in den „Tegenwoordigen Staat van Drente in 1795" 3)- Zoover ons bekend is dit de eerste volledige systematische indeeling der venen in hooge venen en lage venen, eene onderscheiding, die met enkele beperkingen, in hoofdzaak algemeen gevolgd wordt4).

De onderscheiding van de veenformaties in hooge- en lage venen vindt zijn grond oorspronkelijk in de hydrographische toestanden, nl. de ligging der venen ten opzichte van den omringenden waterstand. Wanneer hoog veen is afgegraven, wordt er droge bouwgrond blootgelegd; als men lage venen uitgraaft 6f uitbaggert, ontstaat er een waterplas. Deze verschillen zijn reeds voldoende, om de onderscheiding te wettigen. Doch ook de

1) Borgman, De Hoogvenen in Nederland, 1890, pag 32.

2) TJntersnchungen über die Torfmoore Ungarens (Sitzungsberichte der Kais. Akad. v. Wissensch. Wien, XLIII, 1861, pag, 59).

3) Zie pag. 341 enz.

4) Wij geven bovenstaande historische opmerkingen over de ontwikkeling der terminologie met alle bescheidenheid als leeken op het gebied der taalstudie en laten gaarne het verder en dieper onderzoek aan deskundigen over.