ken", zooals Lulofs zegt, is duidelijk blijkbaar een kenmerk van de lage venen. De „uitstekende deelen aarde" van Varenius, wijzen er op, dat hij de vochtige heidevelden der hoogevenen met zoogenaamde „belten , die hij, als geboortig in het Lunenburgsche, zeker van zijn geboorteland

kende, ook tot moerassen rekende.

De onderscheiding, van Varenius in moerassen „welke drabbig zijn" en in andere, „welke kleine poelen of plassen met hier en daar uitstekende deelen aarde vormen", wijst er duidelijk op, dat dezen oorspronkelijken geograaf reeds het uiterlijk verschil tusschen de lage en de hooge venen in 'toog was gevallen, al werd dit denkbeeld niet verder door hem ontwikkeld. Bij den toenmaligen stand der wetenschap was dat ook niet mogelijk. Het hoofddenkbeeld dier tijden, dat moeras eene hydrographische onderscheiding is, was te vast gevestigd, om reeds toen al tot eene geologischmineralogische onderscheiding over te gaan. En zoo bleef moeras in geologisch opzicht eene dubbele beteekenis behouden tot op onzen tijd.

Doch naast den algemeenen, hoofdzakelijk hydrographischen naam moeras, kwam in Nederland reeds vroeg de meer speciaal geologische naam veen in gebruik. Dit woord, dat in het Middelnederl. venne luidt, in het OudHoogduitsch fenne, in het Angelsaksisch fenn, Oostfriesch fenne, Gothisch fani (= slijk), en verwant is met Sanskriet panka (= slyk)»), werd alleen

in het Nederlandsch die speciaal geologische beteekenis gegeven. Aanvankelijk

in gelijken zin als moeras gebruikt'), bedoelde men daarmede later steeds de aardlagen, die de brandbare kluiten opleveren, welke laatste men turf noemde. Bij onze naburen is dit speciale gebruik van het woord „veen in geologische beteekenis niet tot stand gekomen. Men gebruikt hiervoor de woorden „tourbière" en „terrain tourbeux" bij de Franschen; „moor bij de Engelschen en „Moor", „Moorland", „Torfland' bij de Duitschers.

Het woord veen vinden wij in Holland in de 14de eeuw in onderscheidene stukken met de tegenwoordige beteekenis vermeld *), doch komt m andere provinciën reeds vroeger voor. De naam moer, welke oorspronkelijk aan plaatsnamen gegeven werd, die ontstonden of zich ontwikkelden door de veenexploitatie, de moernering, werd later dan ook door die van veen vervangen. De namen Moergestel, Moerkapelle, Moerdijk, Meerhoven

11 Zie de geciteerde etymologische woordenboeken. . ,

2 Zoo o " in Sutvene, Sutphenne, later Zutfen. dat Zuidveen beteekent hoewel

men hier geen veenderijen had. Zie R. W. Tadama, Geschieden.* der stad Zutphen,

1856, pag. 3.

Jrt Van Mieris. Charterboek, III, pag- 711.

/ /-v • • ! i qqq r»ncr 193 vinden wil het woord «vene

In de Bijdr. tot de gesch. van Overysel, 1888, pag. 193 vinoen wij

voor de geologische formatie van dien naam gebruikt in een stuk van