kegelvormige piek steekt met haar steile hellingen ruim 900 m. boven de met struiken en gras begroeide vlakten uit. — De tweede berg, waarvan hier sprake kan zijn, is op verren afstand zichtbaar. Het is een piek, die zich ter hoogte van 700 m. uit het gebergte van Siërra Leone verheft en dikwijls in wolken gehuld is. Ook deze bergen treden door de lage omgeving , waarin zij zich bevinden, op den voorgrond.

Wij zouden ons voor den eersten berg verklaren: niet enkel om de grootere hoogte, maar ook, dewijl de tot dusver door geen Europeaan beklommen berg bij de inboorlingen de „heilige berg" genoemd wordt en wellicht, naar den vorm te oordeelen, en in verband met de meening der inlanders, dat men soms een lichten rook uit den berg ziet omhoogstijgen, aan een vulkaan mag doen denken. Opmerkelijk is het zeker, dat de in de buurt gelegen Los-archipel beschreven wordt als van vulcanischen oorsprong te zijn i).

De beide grootste eilanden, boven de 200 m. hoog, liggen in den vorm van een uitgestrekten afgebrokkelden krater. In het midden ligt een klein eilandje, dat er volkomen uitziet als een centrale kegel. De gesteenten van den archipel zijn blauwe en geelachtige lava's, welke door porfiermassa's omgeven worden (Belcher, Journal of the R. G. S., 1832).

Dat ook andere natuurverschijnselen naar dit gedeelte der kust (de keuze tusschen beide toppen daargelaten), en niet naar de golf van Guinea verwijzen 2), zullen wij straks nader aantoonen. Thans merken wij nog slechts dit op, dat uit het telkens in den tekst herhaalde èxstdsp „van daar" mag opgemaakt worden, dat wij bij de plaatsing van inham en berg noodzakelijk aan boezems of riviermondingen te denken hebben, die Hanno binnenzeilt en weder verlaat, wat trouwens ook volkomen strookt met de bedoeling van den tocht en de voor de veiligheid der schepen vereischte maatregelen. Welnu: die kust met haar boezems en riviermonden wordt in Siërra Leone aangetroffen, terwijl voor de meer zuidelijke kust (als men bijv. onder dien xóknos afiétgr/zos de golf van Guinea wil verstaan), noch dat èxsidep beteekenis zou hebben, noch de reeds beschreven kustgesteldheid gevonden wordt.

Neemt men verder in aanmerking, dat ook hier weer het xaloi/isvov in den tekst bewijst, dat de Theön Ochema een naam heeft, dien de tolken kenden, of dien zij, zooals hij bij de inlanders luidde, aan Hanno konden overbrengen, dan kan dit terrein niet ver van het vroeger behandelde verwijderd zijn. Ook het feit, dat op de kaart van Ptolemaeus,

1) Keclus, p. 332 cn 33.

1) Zooals Entz en Mer trachten te bewijzen.