zich niet verstaanbaar konden maken, en de ondervinding, op de eerste reis opgedaan, hielden hem er van terug. Den dertienden dag bereikte men de hooge en begroeide kaap Verd, die ook op de Portugeezen, toen deze haar het eerst omzeilden, dienzelfden diepen indruk maakte 1). Met het omzeilen dier kaap en het bereiken van den zeer grooten bocht of inham, ten Z. daarvan gelegen, verliepen twee dagen, wat niemand zal verwonderen, die den omvang van dit machtige, ver in zee vooruitspringende voorgebergte op een grootere zeekaart heeft gezien en den afstand van daar tot de rivier de Gambia heeft berekend. Wat verder deze rivier betreft, zij beantwoordt door meer dan eene eigenschap aan de beschrijving, door Hanno er van gegeven. Bij de monding, tegenover Bathurst, verwijderen zich de oevers 4 kilometer van elkander en staat een diepte van 20 m., terwijl zich de breedte der rivier, even boven de monding, tot niet minder dan 10 kilometer vergroot. Voegt men daarbij de uitgestrekte, lage, moerassige oevers, welke die monding vergezellen, dan ziet men, dat ook de vlakten aan weerszijden van den grooten inham, waarvan § 13 spreekt, niet ontbreken. Over de nachtelijke vuren spreken wij terstond nader.
Men neemt bij de Gambia water in en bereikt vervolgens, vijf dagen achtereen langs de kust varende, weder een grooten inham, naar het zeggen der tolken Hesperi Keras genoemd. In dien imham lag een groot eiland; op dat eiland bevond zich een zoutmeer; in dat meer lag weder een eiland, dat men van het schip af over dag bezocht [anofiavzss, d. i. van boord gegaan zijnde; de schepen bleven dus op de ree of in den inham). Het eiland maakte door zijn nachtelijke vuren en de vreemde muziek, die men er te hooren kreeg, een zoo onaangenamen indruk, dat de waarzeggers bevalen het eiland te verlaten en de vloot ook terstond daarna (§ 15) met spoed wegzeilde.
Een eerste aanwijzing over de ligging van dien inham en van dat eiland geeft de tekst, o. i., door de mededeeling van het zoo merkwaardige feit, dat de tolken den naam van den inham hier weder weten te noemen , hetzij zij dien zeiven kenden, hetzij deze van de inboorlingen vernomen werd. Doch, hoe ook, behalve zoovele andere omstandigheden, wijst ook dit feit er op, dat wij hier het terrein niet ver van de Gambia hebben te zoeken.
Immers de bewoners van Senegambie stonden te allen tijde met de bewoners van Zuidwest-Marokko, onze Lixiten, in verbinding, hetzij door
1) Ofschoon kaap Verd ook nu nog op meer dan een punt met baobabs en palmen begroeid is, kan men een vroeger nog rijkeren plantengroei uit de getuigenis van de reizigers der zestiende en zeventiende eeuw opmaken (Trève, Controverse, p. 107, noot 4).