voor anker leggen en op het eiland tenten voor zich opslaan. En hun vracht uit de schepen genomen hebbende, brengen zij die in kleine vaartuigen op het land. Op het land wonen Aethiopiers, met wie zij handel drijven. Zij verkoopen dan hun waren tegen huiden van herten, leeuwen, panters, huiden en tanden van olifanten en huiden van tamme runderen. [De Aethiopiers gebruiken, ter versiering, gevlekte huiden en ivoren schalen als bekers, en hunne vrouwen dragen als sieraad ivoren armbanden; ook hun paarden versieren zij met ivoor. Die Aethiopiers zijn de grootste van alle ons bekende menschen, grooter dan 4 ellebogen (0,462 m.); sommigen zijn ook van 5 ellebogen. Zij dragen haar en baard en zijn de schoonste der menschen. En hij is koning, die het grootst is. Het zijn ook geoefende ruiters, werpspiesslingeraars en boogschutters; als spies gebruiken zij die, welke in het vuur gepunt en gehard zijn] '). En de Phoenicische handelaars brengen hun welriekende zalf en Aegyptische steen... en Attisch aardewerk en kannen. Overigens eten die Aethiopiers vleesch en drinken melk en maken van wijnranken veel wijn, welken de Phoeniciers ook van daar uitvoeren. Zij hebben ook een groote stad, naar welke de Phoenicische handelaars varen. Voorts zeggen sommigen, dat die Aethiopiers van daar af het land onafgebroken bewonen tot Aegypte en dat de zee zich insgelijks van daaraf onafgebroken voortzet; dat Libye dus den vorm van een schiereiland bezit.''

Moge men niet alles, wat in deze passage voorkomt, aan Scylax of den vervaardiger van dezen Periplous toekennen, deze meening spreekt er stellig en zeker uit, dat Kerne slechts op 12 dagen afstands van de zuilen van Hercules kan liggen: een afstands-bepaling, die zeer goed met die in Hanno's Periplous overeenstemt; dat het onbevaarbare gedeelte zee ten Z. van Kerne, daargelaten öf er een gedeelte der Sargasso-zee mede bedoeld wordt 2), moeilijk bij het middendeel der woestijnkust, veel eer bij den aanvang dier kust moet gezocht worden; en dat vooral de beschrijving der Aethiopiers, hun handel, hun inkoopen, hun wijnbouw en hun stad, weinig zin zoude hebben, als daarmede de woeste stammen, die de woestijnkust bewoonden en nog bewonen, gemeend werden. Ook de verlenging hunner woon-

1) Het tusschen [ ] geplaatste is waarschijnlijk later ingelascht.

2) Gobel, p. 12. Kerhallet, Manuel de la navigation, I, p. 245, wijst er op, dat ten N. en ten Z. van kaap Noen het water bruin gekleurd wordt, een gevolg van den bodem en een fijn, licht, roodachtig zand, dat van de woestijn komt. Zeer terechtwijst hij er verder op, dat die kleur ondiepten doet vermoeden, die niet bestaan. Toch werden een Scylax, Sastaspes en later vele Arabieren en Portugeezen er waarschijnlijk door teruggehouden om hun tocht voort te zetten.