Hier is eenvoudig niets afgezet (tenzij bij uitzondering), maar alleen iets weggevoerd en de bodem bestaat er uit dezelfde grondsoort zand — als de aangrenzende vlakte. Het zand in het dal draagt gras, omdat het vochtig is en niet omdat het klei zoude zijn.

In Drenthe, Groningen en Friesland zien wij op de kaart daarentegen overal de dalen met moerasveen opgevuld, wat zeer zeker op vele plaatsen het geval is, maar lang niet in die mate als op de kaart. In die dalen is grasland, niet omdat de grond er uit veen bestaat, maar omdat hij vochtig is — hetzij veen, hetzij zand.

Ook ten opzichte van hoogveen stuit men telkens op belangrijke onnauwkeurigheden. De groningsche veenkoloniën waren vroeger met hoogveen bedekt en zijn thans geheel in cultuur gebracht, nadat het veen geheel was afgegraven. Zeer ten onrechte is echter, wat hier de regel is, ook elders als regel beschouwd. Op een aantal punten is het hoogveen rechtstreeks in cultuur gebracht, hetzij na afwatering alleen, hetzij na eene gedeeltelijke afgraving tevens. Hier was dus vroeger woest hoogveen en is nu bouwland, evenals in de groningsche veenkoloniën, maar in het eene geval is er nog werkelijk hoogveen aanwezig, in het andere is dit totaal verdwenen. In het laatste geval mag de kaart dus met volle recht „afgegraven hoogveen" aangeven, in het eerste niet.

In menig geval zijn bebouwde plekken, midden in het hoogveen gelegen en eveneens „koloniën" geheeten, ook als „afgegraven hoogveen op de kaart bestempeld, doch verkeeren zij in geen van beide bovengenoemde gevallen. Het zijn eenvoudig zeer oude zandstuivingen, die geheel of grootendeels door hoogveen zijn omringd en zij moeten dus op de kaart op geheel andere wijze worden gekleurd.

Zandstuivingen, hoewel op den eersten blik in het oog vallend, zijn trouwens — vooral in Brabant en Limburg — zeer dikwijls over het hoofd gezien, een rechtstreeksch bewijs, dat een waarnemend geoloog op die punten niet geweest is en dus dat de gegevens voor de kaart op andere, weinig doeltreffende, wijze zijn verkregen. Gewoonlijk zijn deze „Zandstuivingen" als „Zanddiluvium" gekarteerd. Toch vallen de eerste door hunne grillig golvende oppervlakte gemakkelijk in het oog, terwijl het laatste nagenoeg volkomen vlak is. Het veel vluchtigere onderzoek onzer beide zuidelijke provinciën, vergeleken met de meer noordelijke, blijkt ook nog uit het geheel weglaten van moerasveen in sommige dalen, hoewel het er zeer duidelijk aanwezig is.

In de toegevoegde bijlage worden de verschillende punten, meer dan