blootkwam, dat het regenwater gemakkelijk opslorpt. Thans is de renbaan dan ook in goeden en drogen toestand, niettegenstaande zij lager ligt dan vroeger.

d). Het bouwen van het nieuwe Postkantoor te Brussel heeft veel meer geld gekost dan noodig was, omdat men er niet op gerekend had, dat het terrein een der meest ongunstige was, door zijne lage ligging en zijnen waterrijkdom. Het bevindt zich in het oude dal der Senne en bij het leggen der grondslagen en het maken der kelders heeft men met veel tegenspoed te kampen gehad, wat bij een behoorlijk geologisch vooronderzoek had kunnen vermeden worden.

e). Bij Bergen in Henegouwen heeft men in het krijt, dat het water gemakkelijk doorlaat, een kanaal uitgehouwen en dat nog wel boven den grondwaterspiegel, waardoor het zeer veel moeite kost er behoorlijk water in te houden. In ons land is trouwens volmaakt hetzelfde voorgekomen met het kanaal van Apeldoorn naar Dieren.

ƒ). Bij het aanleggen van eene spoorweglijn werd voorgeschreven bij elke wachterswoning eenen weiwaterput te maken van 15 M. .diep, omdat er in de nabijheid een put van deze diepte aanwezig was en de ingenieurs daaruit opmaakten, dat de grondwaterspiegel overal op die diepte beneden de oppervlakte aanwezig moest zijn. Het grondwater echter stoorde zich in het minst niet aan de ingenieurs en kwam op eenige punten tot vreugde van den aannemer reeds op 6 of 7 M. diepte te voorschijn. Natuurlijk wilde hij hier met graven ophouden, maar hem werd gelast tot 15 M. diepte door te graven, omdat het bestek zulks voorschreef. Dit werd dan ook gedaan, de waterkeerende kleilaag werd doorboord met het gevolg, dat het daarbovenstaande water in de diepte wegzakte en de putten droog bleven. Met veel kosten moest toen de vroegere toestand hersteld worden.

Een paar verdere voorbeelden zijn wel leerrijk, maar hebben betrekking op toestanden, die bij ons te lande toch niet kunnen voorkomen, (barrages van dalen), wij gaan ze dus met stilzwijgen voorbij.

Voor ons land zouden wij daaraan een paar waarnemingen kunnen toevoegen, die wij op onze excursies maakten.

i°. Over de diepe spoorwegingraving in den Bisschopsberg bij Steenwijk ligt eene rijbrug. De bodem bestaat er uit de uiterst harde en compacte „steenklei", op welker eigenschappen in vroegere jaren in het geheel niet gelet werd. Daardoor zijn voor de beide landhoofden dezer brug diepe fundeeringen met groote kosten gemaakt, die eigenlijk onnoodig waren in deze zeer weerstandbiedende grondsoort.