geheel uit stuifzand, toch ziet men in het eene gedeelte alleen schrale dennen, in het andere weelderige beuken. De roode letters der boringen maken het verschil onmiddellijk duidelijk, in het eene gedeelte rust het stuifzand op ander diluviaalzand, in het tweede op klei of mergel, terwijl de oppervlakte volkomen dezelfde is.

Deze handboringen geven tevens ook de meerdere of mindere dorheid van den bodem aan door de al of niet aanwezigheid van eene waterdichte grondsoort aan te wijzen. Van zeer groot belang is het hierbij ook, dat de topografische kaart, die als grondslag dient voor de geologisch-agronomische, van behoorlijke niveau-lijnen voorzien is, uit welker verloop reeds gemakkelijk omtrent den stand van den grondwaterspiegel kan besloten worden.

IY. Verband tusschen geologie en dagelijksch leven.

Hoezeer de geologie kan ingrijpen op het dagelijksch leven moge nog blijken uit enkele feiten, ontleend aan een opstel van den heer E. Van den Broeck, getiteld: „A propos du Róle de la Géologie dans les Travaux de 1'Intérêt public".

a). Te Evere, bij .Brussel, waren op het nieuwe kerkhof na 1877 55000 lijken begraven, waarvan in 1888 de oudste vrij wel in denzelfden staat verkeerden als de jongste. De oorzaak er van was, dat men eenen vetten, zeer kleihoudenden grond had gekozen, die de ontbinding nagenoeg geheel tegengaat, in plaats van een grof zand, dat ze gemakkelijk doet plaats hebben. Toch waren er geschikte terreinen genoeg te vinden en ook te krijgen geweest, als men slechts het advies van eenen geoloog had ingewonnen. Het oude kerkhof van het Quartier-Léopold was in dit opzicht zeer gelukkig gekozen, maar moest opgeruimd worden wegens de uitbreiding der stad.

b). Men heeft dan ook voorgesteld het kerkhof te Evere te sluiten en een ander aan te leggen in het bosch van Soignies. Gelukkig is van dit onoordeelkundige voorstel niets gekomen, daar de waterleiding van Brussel juist aan dit bosch haar water ontleend. Hetzelfde vraagstuk heeft dus tweemalen het nut der toegepaste geologie en hydrologie aangetoond.

c). Een derde voorbeeld in de nabijheid van Brussel toont hetzelfde aan. Bij den aanleg der renbaan te Boitsfort heeft men juist een terrein gekozen, waar eene twee M. dikke kleilaag aanwezig is. Bij nat weder was het geheele terrein natuurlijk drassig en onbruikbaar en men heeft toen met groote kosten de geheele kleilaag afgegraven, waardoor zand