In Japan wordt min of meer een middel tusschen deze beide stelsels gevolgd door den geoloog Fesca, die in Duitschland agronomische kaarten op groote schaal vervaardigde voor de landgoederen Crimderode bij Nordhausen en Linden bij Wolfenbtlttel. Hier werden de geologische formaties in matte tinten aangegeven en de agronomische karteering in strepen en punten in donkerder kleuren. Deze handelwijze zoude voor eene agronomisch-geologische kaart van ons land zeer goed toegepast kunnen worden.

Bij het vervaardigen der agronomische kaart van de provincie Kai in Japan deed Fesca o. a. onderzoekingen omtrent de watercapaciteit en de doordringbaarheid van lucht in den grond, de eerste volgens de methode van Prof. Adolf Mayer te Wageningen.

Beide eigenschappen staan met elkander in nauw verband, zoomede met andere gewichtige eigenschappen, waaronder wij mogen opnoemen de snelheid van oxydatie van den humus in den bodem en van de uitlooging van anorganische zouten, dus van mestbestanddeelen, die ook weder afhankelijk zijn van den gemiddelden stand en de slingeringen van den grondwaterspiegel.

De door Fesca gevolgde methode is in hoofdzaak dezelfde als die der pruissische geologische kaartopname, voor zooverre het lagere land betreft, dat zich met ons land nagenoeg geheel laat vergelijken. De russische „pedologische" kaarten worden trouwens minder uit een bepaald agronomisch, dan wel uit een fiskaal oogpunt vervaardigd, om te dienen bij de schattingen voor de grondbelasting. Prof. Orth zegt dan ook zeer terecht, dat het vervaardigen van twee afzonderlijke kaarten ook wetenschappelijk minder wenschelijk is, omdat daaruit niets blijkt van een causaal verband tusschen de bouwaarde en de geologische of petrografische geaardheid van den bodem, welk verband onmiddellijk zichtbaar is op de gecombineerde kaart. De eigenschappen der bouwaarde zijn toch wel in de eerste plaats het gevolg van die van den onveranderden bodem, dus van zijne geologische gesteldheid.

Op de pruissische geologische détailkaarten, die tevens ook agronomisch bewerkt zijn, worden een tal van kleine handboringen tot op 2 M. diepte aangegeven, de meest belangrijke met roode letters op de kaart zelve en in profielteekening op den rand en de overige in den tekst. Deze zijn eenvoudig genummerd en de nummers zijn op eene afzonderlijke kaart, met weinig geografische bijzonderheden, een boorkaart, aangegeven. Prof. Berendt stelt het gewicht daarvan door een zeer in het oog vallend voorbeeld in het licht. In een bosch bestaat de bouwaarde