belangstelling is toch in den laatsten tijd blijkbaar allerwege ontwaakt en dat geeft goeden moed voor de toekomst.
Bij iedere voordracht behoort een slotwoord; dat ligt nu eenmaal zoo in de orde der dingen. En dan vragen wij ons, bij het terugzien op de geographische werkzaamheid van den laatsten tijd, onwillekeurig af: welk aandeel hebben wij Nederlanders daaraan gehad? Ons antwoord op die vraag behoeft niet bepaald onbevredigend te luiden. Immers er wordt ten onzent veel gearbeid aan de vermeerdering der kennis van ons eigen land en zijne koloniën, zooals ik het vorige jaar en ook ditmaal weder heb in het licht gesteld. Wij hebben daar terreinen van studie en onderzoek zóó uitgebreid en zóó belangrijk dat wij niets meer behoeven te wenschen.
Houden wij ons daarbij dan zijn wij tevens het meest in overeenstemming met den praktischen geest onzer natie, die liefst niet ver af zoekt wat in de nabijheid te vinden is. Strikt genomen is alles dus zooals men het zou kunnen wenschen.
En toch, wie denkt niet eens gaarne terug aan de dagen van weleer? Welk vaderlander kan het onverschillig zijn of ook zijn landgenooten deelnemen aan den grooten wedstrijd der volkeren? Het valt niet te ontkennen dat de belangstelling voor wat ik zou willen noemen het algemeen geographisch onderzoek, de verkenning van andere landen en werelddeelen, bij ons te lande is afgenomen. Waar zijn de dagen toen men bij ons volk belangstelling wist te wekken — zich uitende in geldelijke offers — voor het streven van België's koning en voor de hernieuwing van Oud-Holland's werkzaamheid in de Poolzeeen? de dagen van den vurigen Koolemans Beynen, die den roem der Hollandsche poolvaarders wilde doen herleven. Ook in Afrika hebben wij onze pioniers gehad, maar tegenwoordig wordt de Nederlandsche naam niet meer genoemd onder die van de stoutmoedige ontdekkingsreizigers. Staat met die verminderde belangstelling ook niet in verband het in de laatste jaren zoo verminderde ledental van ons Geographisch Genootschap, dat toch eigenlijk — evenals alle andere geographische vereenigingen — opgericht is voor een groot deel met het oog op de bevordering der ontdekkingsreizen van onzen tijd.
Of is het alleen toe te schrijven aan den stilstand in zaken — waarover tegenwoordig zoo veel wordt geklaagd — en aan de talrijke en hooge belastingen, waarmede wij zijn gezegend? Een zeker aandeel zullen die omstandigheden ongetwijfeld hebben, maar zij zijn het niet alleen. Zelfs de kleine geschillen en verdeeldheden, die bij alles wat door rechtgeaarde