schrift Cosmos, waarover de toenmalige voorzitter van ons Genootschap, Prof. P. J. Veth, in April 1874 (Tijdschr. I, p. 54) het volgende zeide: „Maar vooral moet ik U opmerkzaam maken op hetgeen door een enkel op zich zelf staand, jeugdig italiaansch geleerde is tot stand gebracht. Guido Cora's Cosmos, waarvan thans de eerste jaargang, in zes met uitstekende kaarten toegeruste nommers compleet is, heeft door de buitengewone bekwaamheid en werkzaamheid van den redacteur zich dadelijk een evenknie der beste geografische tijdschriften betoond. De lauweren van dien Miltiades op het veld der Aardrijkskunde moeten ons geen slaap vergunnen, maar tot een edelen wedstrijd aanvuren."
Ook het oordeel van Petermann was zeer gunstig, zoowel over den Cosmos als over Cora, dien hij persoonlijk kende en wiens stalen geheugen, zeldzame ijver, groote nauwkeurigheid en verbazingwekkende kennis van geographische werken en kaarten door den Duitschen geograaf ten zeerste werden geroemd.
Sinds dien tijd is de „Cosmos" geregeld verschenen en heeft hij steeds zijn gunstigen naam gehandhaafd. Vooral de door Cora zelf bewerkte kaarten waren van groote waarde. Schleinitz gebruikte zijne kaart van Nieuw-Guinea; in de „Annalen der Hydrographie" werd zijne kaart der Kei-eilanden overgenomen; het Militair-geographische Instituut te Florence en het „War-Office" te Londen gebruikten Cora s kaarten van de Golf van Aden en het gebied aan de Roode Zee. Zijne in 1882 te Turijn uitkomende speciaalkaart der Assab-baai en hare omgeving werd door de Italiaansche regeering als de officiëele aangenomen en zijne groote kaart van het land der Afar of Danakil (1 : 1 500 000 Turin 1883) in Justus Perthes' kaart van Afrika gereproduceerd.
Ook andere kaartwerken werden door Cora gepubliceerd, terwijl hij tevens verschillende geographische werken uitgaf en reizen deed in onderscheidene gedeelten der landen om de Middellandsche Zee.
Geen wonder dan ook dat hem vele onderscheidingen te beurt vielen; de Italiaansche regeering verleende hem meermalen vereerende opdrachten en benoemde hem tot hoogleeraar in aardrijkskunde aan de universiteit te Turijn, bij welke gelegenheid de koning hem zijn portret ten geschenke aanbood; vele genootschappen benoemden hem tot eere-lid en den 26 Mei 1886 ontving hij van the Royal Geographical Society te Londen de zgn. patroonsmedaille voor zijne groote verdiensten als kartograaf en geograaf, eene onderscheiding, die nog aan geen Italiaan verleend was en welke ook zelden wordt toegekend aan hen die geen ontdekkingsreizigers zijn. De laatste maal was zij gegeven aan Dr. A. Petermannin 1868.