kelijk ontwerp waren de beide laatste afmetingen respectievelijk bepaald op 60 en 8,5 M. Met het oog op een eventuëele verbreeding van 't kanaal, is een 10 M. breede strook gronds langs den zuidoever van 't kanaal beschikbaar, en zijn eveneens de dijken, waar deze noodig zijn, op eenigen afstand van het eigenlijke kanaalbed aangelegd. Door deze groote afmetingen kunnen niet alleen twee der grootste handelsstoomschepen elkaar zonder 't minste gevaar passeeren, maar zelfs een groote handelsstoomboot en het grootste pantserschip met een diepgang van 8,50 M. Maar tevens is deze groote diepte bevorderlijk voor het goede sturen en de vaartsnelheid der schepen. Voor 't mogelijke geval dat de grootste pantserschepen in tegengestelde richting het kanaal moeten passeeren, dus uitsluitend ten behoeve der oorlogsmarine, zijn op verschillende punten 6 verbreedde wisselplaatsen aangebracht — in 't ontwerp kwamen slechts 4 voor — met 60 M. bodembreedte, 100 M. waterspiegelbreedte en 500 M. lengte.
De ge?niddelde waterstand in 't kanaal zal ongeveer overeenkomen met dien van de Oostzee in de haven van Kiel. Ebbe en vloed veroorzaken op dat punt in den regel slechts geringe niveau-schommelingen, zoodat de Oostzeesluizen bijna 'tgeheele jaar door kunnen geopend blijven.
Wat de bij het kanaal behoorende kunstwerken betreft, zijn vooral de groote sluiswerken aan Noord- en Oostzee merkwaardig. Terwijl de mondingssluis bij Holtenau geheel „in den droge" kon gemaakt worden, moesten de fundeering en de zijopstanden van de sluiskom bij Brunsbüttel onder water worden gelegd. Eerst daarna kon men er toe overgaan de 11 M. diepe kolk leeg te pompen en met de metselwerken te beginnen. Deze muren werden opgebouwd tot op 6 V2 M. boven den gemiddelden stand van 't buitenwater; eene overstrooming der sluishoofden, zelfs bij de hoogste stormvloeden, schijnt dus tot de onmogelijkheden te behooren. De verdere afmetingen dezer dubbele schutsluizen bij Brunsbüttel en bij Holtenau zijn: bruikbare lengte tusschen de sluisdeuren 150 M., doorvaartwijdte tusschen de sluishoofden 25 M., diepte 9}8 M. J).
daarboven. Wanneer nu het plan, om 't kanaal van 7,70 tot op 8,50 uit te baggeren, is uitgevoerd, zal bij een kanaalstand = A. P. de vaardiepte 9 M. bedragen en dus overeenkomen met die van 't Noord-Oostzee-kanaal.
1) Evenals de breedte en diepte van 't kanaal en 't aantal wisselplaatsen tijdens de uitvoering vergroot werden, evenzoo de afmetingen dezer sluiswerken. Aan beide kanaalmondingen zou aanvankelijk slechts 1 sluis gebouwd worden van 126 M. lengte en 25 M. breedte, en bij Brunsbüttel bovendien nog een kleinere van 84 M. lengte en 12,5 M. breedte. En waar nu verder Beseke beweert dat, behalve de nieuw te bouwen