het kanaal is „ein reiner Durchstich auf Meereshöhe (Oostzeespiegel). Op het hoogste punt, bij Grünthal, moest tot op den bodem van het kanaal het terrein ongeveer 30 M. worden ingesneden. Maar de te verplaatsen grondsoort bestond overal grootendeels uit gemakkelijk te verwerken zand of zandig leem. Wel werden een zeer groot aantal granietkeien in den'ondergrond aangetroffen, welker verwijdering, met behulp van dynamiet, hare eigenaardige moeilijkheden meebracht, maar nergens stuitte men op een vasten rotsbodem. Alleen in 't westelijk deel, in de omgeving van het Kuden-meer, en in t middengedeelte, in de buurt van het Meckel-meer, had men te kampen met de bij onze waterstaatsingenieurs zoo bekende moeilijkheden, veroorzaakt door een veenbodem. Hier moest dus door grondverbetering kunstmatig een bodem gevormd worden waarin men kon werken. Dwars door de genoemde meren werd b. v. een breede zanddam gelegd, veel breeder dan t geheele kanaalprofiel, (met de dijken) welke daarna „in 't droge" werd uitgebaggerd. Het is in deze, ten deele beneden 't kanaalniveau liggende veenstreken, dat het kanaal hier en daar van dijken is voorzien. Even vóór Rendsburg sluiten deze bij het hoogerliggend terrein aan.
De lengte van 't kanaal bedraagt 98,65 K. M. ')• Zooveel mogelijk is het rechtlijnig gegraven, maar toch heeft men 27 krommingen, samen V3 der lengte, met stralen van 1000—6000 M. niet kunnen vermijden. De afmetingen van het dwarsprofiel houden rekening met de gesteldheid van den bodem, waarin het kanaal is gegraven. In een slappen grond is door een zachtere helling der taluds meer stabiliteit aan het profiel gegeven 2). Het normaalprofiel heeft eene bodembreedte van 22 M., eene bovenbreedte (gemeten langs den waterspiegel bij middelbaren stand) van 65 M., terwijl de diepte minstens 91. bedraagt3). In het oorspron-
1) Het Suez-kanaal is 160 K. M. lang; het Noordzee-kanaal naar IJmuiden slechts 27 K. M.
2) De taluds beginnen met eene helling van 1 op 3, gaan 3 M. boven den bodem van 't kanaal over in eene helling van 1 op 2 en vormen 2 M. onder den waterspiegel een 2,5 M. breed banket (blinde berm), om daarna met eene helling van 1 op 1,5 boven water te komen. 1 M. daarboven vormen ze een met 1 op 5 hellend banket (berm) van 1,5 M. breedte en gaan daarna in het omliggend terrein over. In een slappen bodem is de blinde berm tot 12 M. verbreed. Zie teekening p. 86.
3) De bodem van het Amsterdamseh Noordzee-kanaal ligt 8,20 M. A. P., en aangezien volgens de concessie der kanaalmaatschappij het peil van dezen boezem 0,50 A. P. moet zijn, zou dit een officieële vaardiepte geven van 7','J'O M. Maar de voorgeschreven waterstand wordt niet gehandhaafd en niet zelden is deze = A. P. of zelfs