geering het plan van een Noord-Oostzeekanaal weder ter hand. Door een Amerikaansch ingenieur C. Hansen werd een ontwerp opgesteld van een kanaal van af St.-Margarethen (iets hooger op aan den Elbemond dan Brunsbtlttel) naar Haffkrug aan de Ltlbecker bocht. Niet minder dan zeven sluizen werden in het ontwerp opgenomen. Evenals het Suez-kanaal zou ook deze waterstraat in volkenrechterlijk opzicht als neutraal beschouwd worden. Alvorens evenwel dit plan vasten vorm kon verkrijgen, stierf koning Frederik YII (Nov. 1863) en de daarop volgende gebeurtenissen verbraken den band tusschen Denemarken en Sleeswijk-Holstein en voegden deze hertogdommen op den duur bij Pruisen en het Duitsche rijk, hetgeen op de kanaalkwestie van overwegenden invloed werd.

Ten slotte vermelden we nog de beide volgende ontwerpen, uit welker samensmelting eindelijk het regeeringsontwerp is voortgekomen.

7. St.-Margarethen—Rendsburg—Ecker?iförde, een project, ontworpen in 1864 door den Pruisischen Oberbaurath Lentze, op last van het ministerie van handel. Dit is het eerste ontwerp waarbij sprake is van een zeekanaal zonder sluizen, dus op zeeniveau. Alleen aan de Elbemonding zou eene sluisinrichting onvermijdelijk zijn tot keering van de ebbe- en vloedstanden der Noordzee. Ook de afmetingen waren aanzienlijk. grooter dan die der vroegere ontwerpen. Daar het Pruisische oorlogsministerie eischte dat het kanaal moest aansluiten bij de oorlogshaven van Kiel, werd zijn oostmond in die richting verlegd. De voorbereidende maatregelen, ook de financiëele, waren reeds zoover gevorderd, dat in de troonrede van 1866 werd aangekondigd dat spoedig de werkzaamheden een aanvang zouden nemen. Maar de staatkundige gebeurtenissen van 1866 kwamen storend tusschenbeide en verhinderden de uitvoering van het plan. Dat de Pruisische en later de Duitsche regeering, na beëindiging van de oorlogen van 1866 en 1870—1871, niet meer haast maakte met den kanaalbouw, kwam hoofdzakelijk daaruit voort, dat de regeering meer streefde naar een werkelijke versterking der strijdkrachten ter zee, dan naar een middellijke, door de mogelijkheid om de kleine oorlogsvloot door middel van een kanaal zoowel voor de Noord- als voor de Oostzee te kunnen gebruiken.

8. In het jaar 1878 eindelijk ontving de Hamburgsche reeder H. Dahlström van de Pruisische regeering verlof, voor eigen rekening voorbereidende werkzaamheden te verrichten voor eene door hem voorgestelde kanaalverbinding tusschen Brunsbüttel en Kiel, welk tracé gedeeltelijk samenviel met dat van Lentze's ontwerp, en welk plan hij nader uiteenzette in eene toenmaals door hem uitgegeven studie: „Die Ertragsfahigkeit