vangt, 't welk de Oostzeekust bereikt bij Holtenau aan de Kieler haven. Volgens het oorspronkelijk plan zou het kanaal voor alle soorten van zeeschepen bruikbaar zijn, maar tijdens de uitvoering stuitte men op toenmaals onoverkomenlijke bezwaren, welke tengevolge hadden dat het kanaal op kleinere schaal werd uitgevoerd dan aanvankelijk de bedoeling "was. Het is een sluizenkanaal, waardoor het hoogste niveau ongeveer 7 M. boven den Oostzeespiegel ligt. De Eider, vanaf de laatste, 6de sluis bij Rendsburg, staat onder den invloed van de getijdenbeweging der Noordzee. Het kanaal heeft eene diepte van 3,5 M., terwijl de bovenbreedte, gemeten langs den waterspiegel, gemiddeld 31 M. bedraagt »), zoodat van de oorlogsmarine alleen de kleinste kanonneer- en torpedobooten er door passeeren kunnen, hetgeen o. a. in 1870 ook inderdaad is geschied. Ondanks zijn kleine afmetingen kan het kanaal toch wijzen op een gemiddeld jaarlijksch verkeer van 4500 schepen.
Tegen 1870 liet de Pruisische regeering onderzoeken of het SleeswijkHolsteinsche kanaal zoodanig le verbeteren was, dat het beantwoordde aan de eischen van het groot-handelsverkeer en van de oorlogsvloot. Het resultaat van dat onderzoek was, dat de bedoelde veranderingen niet uitvoerbaar waren, vooral met het oog op de onmogelijkheid om de voor den Eidermond liggende zandbank te verwijderen.
De in de laatste helft der 19de eeuw ontworpen projecten, ten getale van 9, doen alle het kanaal beginnen op een of ander punt aan de beneden-Elbe, terwijl de uitmonding in de Oostzee of bij Eckernförde, èf
bij Kiel, öf in de Ltlbecker bocht geplaatst wordt. Noemen we daarvan de volgende:
5. Brunsbnttel Kiel. Toen het in het jaar 1848 een oogenblik scheen alsof de Duitsche eenheid verwezenlijkt zou worden, en als gevolg daarvan een te bouwen Duitsche vloot ter sprake kwam, ontwaakte ook weer de gedachte aan eene doorgraving van het Jutsche schiereiland. Het nationale parlement te Frankfurt droeg den majoor Christensen op een desbetreffend plan te ontwerpen, hetgeen geschiedde volgens bovengenoemd tracé, over welken afstand zes sluizen zouden voorkomen. Maar niet het mislukken der staatkundige hervormingen, leden ook de vlooten kanaalplannen volkomen schipbreuk.
6. S(.-Margarethen—Haffkrug. In 't jaar 1860 nam de Deensche re-
0 De afmetingen van het Eider-kanaal zijn vrij wel gelijk aan die van het 72 K. M. ar,ge Merwede-kanaal, dat 3,10 M. diep is beneden den laagsten waterstand, bij eene ^ aterspiegelbreedte van 32,50 M.