Van de vroegere, voor 't grootste deel onuitgevoerd gebleven kanaalprojecten , vermelden we hier de volgende: ')

x. Het Stecknitz-kanaal, 'twelk de Stecknitz, een r. bijriv. der Trave, met de Delvenau, r. bijriv. der Elbe, verbindt en dus middellijk Lübeck met Hamburg, de Oostzee met de beneden Elbe. Het werd door Lübeck gegraven in de jaren 1391—98, en is misschien een der oudste nog bestaande kanalen in Europa. Het dient evenwel slechts voor de binnenscheepvaart. Wel heeft Ltibeck zich omstreeks 1650 in verbinding gesteld met onze republiek om voor gezamenlijke kosten het Stecknitz-kanaal geschikt te maken voor de zeescheepvaart. Toen evenwel de republiek op die plannen inging en drie ingenieurs naar Ltibeck zond, bewerkte de koning van Denemarken, met het oog op het voor zijn land minder gewenschte totstandkomen van een met de Sontpassage concurreerende verbindingsweg, dat de hertog van Lauenburg, door wiens gebied het kanaal geprojecteerd was, de desbetreffende verzoeken van Lübeck van de hand wees.

2. Een tweede, meer direkte verbinding tusschen Ltibeck en Hamburg kwam in 1525 tot stand door het Alsterkanaal, hetwelk de Beste, een r. bijriviertje der bij Lübeck uitmondende Trave, verbond met de zich bij Hamburg met de Elbe vereenigende Alster. Maar reeds na een 25-jarig bestaan liet de eigenaar der aangrenzende gronden, naar aanleiding van een twist over grondbezit, het kanaal eenvoudig dichtwerpen. Doch langs bovengenoemd tracé is in deze eeuw nog driemaal een kanaal geprojecteerd (1818, -54 en -73), welke echter geen van alle werden uitgevoerd, gedeeltelijk ook al weer door de tegenwerking van Denemarken.

3. De Deensche kapitein von Justi ontwierp in 1761 het plan eener direkte kanaalverbinding tusschen Noord- en Oostzee, volgens de richting Husum — Schleswig—Eckernförde. Hetzelfde tracé werd in 1848 door den dijkinspecteur Petersen opnieuw bewerkt, en in 1866, in opdracht van een kanaalcomité uit de belanghebbende steden, door den Nederlandschen ingenieur Stieltjes omgewerkt. De afmetingen waren reeds van dien aard, dat voldoende rekening gehouden was met de eischen der zeescheepvaart.

4. Het Eiderkanaal, gegraven op last van koning Christiaan VII, werd in 1784 voor 't verkeer geopend. Deze 72,7 K.M. lange waterweg tusschen Noord- en Oostzee wordt gevormd door de Eider, van af Tönning, langs Rendsburg tot aan het Flemhuder meer, waar het kanaal aan-

1) Beseke bespreekt 16 ontwerpen, waarbij een overzichtskaartje, p. 8. 't Zelfde kaartje ook in Pet. Mitt. 1886, Taf. 14.