3 October 1889 en de namen van Sultan, Resident, Rijksbestierder en Waterstaats-ambtenaar, die daartoe hebben samengewerkt. De oude zuil had geen opschrift.

De reden dat dit monument juist op die plaats en niet elders is opgericht, wordt door sommigen gezocht in de omstandigheid dat het van den Siti-inggil te zien is en tot voor korten tijd de grens van de stad (de naam „vlek" voor eene plaats van 58 000 inwoners schijnt minder juist gekozen) aanduidde.

Blz. 620, r. 7 v. b. „Jammer, dat de voorzijde zoo zeer van een goed uitzicht verstoken is,

Integendeel: het uitzicht van de voorgalerij van het residentiehuis over het fraaie met beelden uit de Javaansche oudheid versierde park op den altijd levendigen grooten weg en de poort van het fort, die door reusachtige waringin-boomen wordt geflankeerd, is uiterst bekoorlijk.

Ib. r. 14 v. o. „Hij (de Kraton van Jogja) heeft meer dan een uur in omtrek".

Dit schijnt mij wat ruim genomen. Volgens de in de voorgaande zinsnede opgegeven cijfers, bedraagt de omtrek 12000 voet = 1000 R. r. = 21/2 paal of ± 42 minuten gaans, en dit komt vrij wel met de werkelijkheid overeen.

De buitenmuur bestaat uit een dubbelen aan de binnenzijde van contreforts voorzienen muur van ± '/2 M. (1V2 & 2 Rl. voet) dikte (boven dunner dan beneden) en gescheiden door eene aardlaag van 8 k 10 Rl. voeten dikte.

Aan de vier hoeken zijn bastions, waarvan echter de schietgaten meerendeels zijn dichtgemetseld.

Aan weerszijden van de poorten, die in den zuidelijken en den westelijken en ook in den noordelijken muur zijn aangebracht, vindt men breede opgangen naar den wal tusschen de muren. Langs de binnenzijde loopt een rijweg, terwijl de buitenzijde bijna geheel aan het oog is onttrokken door kleine inlandsche woningen en het daaromheen geplante geboomte. Het geheel verkeert in tamelijk bouwvalligen staat. Van eene gracht rondom den kraton en van geschut op den muur heb ik niets kunnen ontdekken.

Voor het overige, Jogjakarta betreffende, meen ik mij te mogen refereeren aan de aanteekeningen van den met plaats en toestanden volkomen vertrouwden Dr. Groneman.

(Zie Deel VI van het tijdschrift van het Aardr. Genootschap, N°. 2, blz. 114).

16