De gondapoera-olie, die rondom Dieng bereid wordt, is echter niet afkomstig van deze plant, doch van de bladeren eener aldaar boven

6 400°o rral aan berghellingen veel voorkomende struik, aldaar „poerwasata genoemd, volgens Filet Gauliheria leucocarfia BI. Voor „gondapoero" geeft Filet evenwel ook op Gauliheria punctata BI., en naar t schijnt, is het deze, die tot reukolie-bereiding gebezigd wordt. (Zie Veth I, blz. iS9, r. 6 v. o.).

De eer van de hoogst gelegen dessa van Java te zijn komt Sem-

boengan niet meer toe, sedert - volgens Hageman in 1825 - op

de zuidelijke helling van den Idër-Idër in Malangsch Tengger de dessa

Ngadas is verrezen. Deze toch ligt, volgens de topographische kaart

op 2132—2174 Meter boven het zeevlak.

Blz. 469 r. 6 v. b. „Panggonan" moet zijn: „Pangonan" (weide).

Ib. r. 9 v. b. „Telaga Mentjer", lees: „Telaga Mèndjèr". Zie Veth II blz. 56. '

Ib. r. 17 v. b. „Tikel Panggonan". Volgens anderen: Tëgal Pangonan (= weide) dat aannemelijker schijnt, ofschoon ook de naam Tikël Pangonan door J. juist verklaard wordt.

Ib. r 8 v. o. „een nieuw dorp", lees: „de nieuwe dorpen Diëng-koelon onder Banjoemas, en Diëng-wetan, onder Bagëlèn ressorteerende

Aan den westelijken ingang van het Diëng-plateau ligt nog een gehucht, Pawoehan genaamd, waarvan ook Junghuhn (oorspr. uitg. II,

blz. 215, r. 18 v. o.) reeds melding maakt, doch zonder een naam te noemen.

Ib. r. 6 v. o. „het meertje Balé Kambang".

Dit is meer een moeras dan een meertje: in den regel kan men geen water zien door de begroeiing met moerasplanten

Volgens Verwijk draagt alleen het noordelijk gedeelte dezen naam en heet het zuidelijke Rawa Glonggong.

Dat ook dit terrein nog onderhevig is aan vulkanische werkingen

blijkt uit het in Januari 1885 waargenomen verschijnsel, dat ten N O

van de ArdjoenS-tempels, dicht bij den weg, een heete springbron van

±1 voet hoogte m het moeras ontstond, welke na twee dagen weder verdween.

Blz. 470, r. 1. „het meer Pëngilon".

Wat hier over eene vergissing gezegd wordt heeft geen betrekking op mijn werk

waa„„ over dat reukwerk niet gesproken wordt, maar op de mededeelingen van VerwUk en Filet.

P. J. V.