de huiveringwekkende verhalen, welke dienaangaande, op gezag van vroegere schrijvers, zijn verspreid. Men denke b. v. aan de belachelijke novelle: „de Goea Oepas" van Jules Clarétie.

De gasontwikkeling schijnt echter, zooals Prof, Veth terecht opmerkt, hoogst ongelijkmatig te zijn en voornamelijk in den zeer vroegen morgen plaats te hebben.

Bij ons bezoek, te ongeveer 10 ure voormiddags, konden wij ongestraft voorover liggen met den neus boven de talrijke openingen, die allerwege den van plantengroei verstoken doch met steenen bezaaiden bodem als eene spons doorboren en waarschijnlijk doortocht verleenen aan de opstijgende gassen. En toch bleek uit de gevonden dierenlijken, waarvan eenige nog warm waren, dat nog zeer kort te voren de doodelijke gassen waren aanwezig geweest.

Trouwens ook later op den dag schijnt dit soms nog wel het geval te zijn.

Dr. J. Kohlbrtlgge, die in November 1893, ondanks de waarschuwingen der hem begeleidende inlanders, op den bodem der stikvallei afdaalde (inlanders laten zich nimmer daartoe bewegen) tusschen 10 en 11 ure voormiddags, verhaalde aan schrijver dezes dat hij bij het bereiken daarvan plotseling overvallen werd door een gevoel van benauwdheid, zóó hevig dat hij meende te zullen nederstorten en slechts door met alle krachtsinspanning een forschen sprong te nemen er in slaagde zich uit de doodelijke atmosfeer te redden.

Het is bijna niet aan te nemen dat gebrek aan zuurstof alleen zóó plotseling een krachtig man bijna kan ternedervelien.

De bodem van de Pekarëman (of Djimat, zooals men de plek in den omtrek gewoonlijk noemt), werd door mij bevonden 269 en de toegankelijke plaats van den zuidelijken rand 252 Meter beneden het Diëng-plateau te liggen, zoodat de diepte van den trechter 17 Meter zou bedragen. De door Prof. Veth op blz. 466, r. 7 v. b. opgegeven hoogte stemt hiermede slecht overeen.

Blz. 467, r. 3 en 4 v. b. „Eigenlijk schijnt het mij, dat de hierboven vermelde mofette Segarawëdi op die onderscheiding al zooveel aanspraak heeft".

Zie hieromtrent de aanteekening omtrent blz. 464, r. 10 v. o. Daargelaten of het juist is dat deze plek weleer in gasontwikkeling de Pekarëman-mofette overtrof, zoo behoort dit in elk geval tot het verledene, terwijl de laatstgenoemde nog altijd krachtig werkt.

Ib. r. 9 v. o. Hiervóór in te lasschen: