mengd met aren-vezelen (doek), en bij de rijkeren" blik of dakijzer. Voor de neuten, vloeren en fundamenten hebben veelal overblijfselen van de antieke bouwwerken op en rondom den Dieng gediend.
Blz. 462, r. 9 v. o. Achter „opschieten" in te lasschen :
Ook maakt men tot dat doel, door den nood gedwongen, tegenwoordig op de tegal-velden geregelde aanplantingen van „këmlandingan goenoeng" (Albizzia montana).
Ib. r. 4 v. o. „een groot aantal Chineezen", bijvoegen: „ruim 500" (in 1894: 538), waaronder zeer gegoede".
Blz. 463, r. 2 v. b. „gewikkeld hebben", bijvoegen: „en dat hunne woningen en slaapsteden op noordelijke wijze zijn ingericht, zijnde de laatste geheel gesloten kasten of alkoven, waarin zich het gansche gezin te ruste legt".
Ib. r. 2 v. b. „reizigers" tot r. 10 v. b. „afkomstig". Lees hiervoor: „een tot pasanggrahan ingericht bijgebouwtje van de distriktshoofdswoning (de oude van stookplaatsen voorziene pasanggrahan is reeds lang verdwenen : op het plateau, waar deze stond, treft men alleen nog de van stevige haken voorziene steenen palen aan, waaraan het hooge en zwiepende gebouw was „verankerd", om het te beveiligen tegen de W estmoeson-stormen)".
Ib. r. 11 v. b. „Vele Europeesche groenten en vruchten".
Behalve tabak, het hoofdproduct en de groote bron van welvaart dezer streken, die, fijn gekorven en geroost (vandaar „tembako garangan") voor de inlandsche markt via Pekalongan naar Batavia wordt vervoerd, hoofdzakelijk ten behoeve van de residentien Batavia, Krawang en Bantam, verbouwt de inlandsche bevolking hier Europeesche groenten voor de consumtie der Europeesche ingezetenen van de omliggende streken, voornamelijk aardappelen , kool (dikwijls reusachtige), peulen, prei, en voor de Chineezen knoflook en „sawi" of „kowah" de mosterdplant, welker bladeren genuttigd worden als andijvie. Nergens in Nederlandsch-Indië staat wellicht de inlandsche landbouw op zoo hoogen trap als in de streek tusschen Batoer en Diëng. De goed geterrasseerde tegal-velden worden daar, met geregelde braakligging eenmaal in de 3 jaren, na behoorlijke bewerking bebouwd met de vast opeenvolgende reeks van i° tabak met tusschengeplante maïs, 2° de bovenvermelde Europeesche groenten, 3° djarak (ricinus) of këmlandingan goenoeng {Albizzia montana)-, tijdens de braakligging wordt door irrigatie en bemesting getracht de ontnomen krachten weder aan den bodem terug te geven. De mest is hier duur en om deze te verkrijgen