Kali-Bening. Nog treffender is de aanblik van deze lachende sawahvlakte, die men allerminst op deze hoogte en in dit woeste gebergte zou verwachten, wanneer men die nadert langs den ouden weg van Karang Kobar. Van Karang Kobar af rijdt men dan n palen lang door het wildste hooggebergte , altijd hooger en hooger stijgende : steeds wordt het landschap woester, de lucht guurder, totdat men op den somberen bergpas van Kemprongan door een gevoel van verlatenheid en koude overvallen wordt en huiverend den mantel dichter om het lijf slaat. Plotseling, als werd een tooneelscherm opgehaald, ontwaart men, door de nauwe opening van den hollen weg, de uitgestrekte lachende bergvlakte, met sawahs en groen bedekt, omzoomd door vriendelijke dorpen en welige tuinen en aan alle zijden door hooge bergkammen ingesloten; op den voorgrond een paar kleine heuvels ■van zuiveren kegelvorm, van onder tot boven regelmatig geterrasseerd en met koffie-plantsoen bedekt. Het geheel — door de zon verlicht — maakt den indruk van een geheimzinnig verborgen Arcadie, een vergeten paradijs; hetgeen tot zekere hoogte ook juist is. Immers tot voor zeer korten tijd (n. 1. tot aan het recente bezoek van de MijnIngenieurs Dr. Verbeek en Fennema) is dit meikwaardige plateau geheel aan den arendsblik der natuuronderzoekers ontsnapt.

Blz. 461, r. 3 v. o. „Van Karang Kobar rijden wij 11% paal".

De door Prof. Veth beschreven weg van Karang Kobar naar Batoer is die over Wanajasa en Si Bèbèk. De tegenwoordige distriktsweg evenwel loopt, in vrij wel recht N. O. richting, langs de controleurswoning over de dessa Panoesoepan en door de vallei van Rata-Amba. lz. 462, r. 13 v. b. „G. Boedak", lees: G. Boetak.

Ib. r. 14 v. b. „De plaats".

De plaats Batoer, met hare talrijke flink gebouwde en met ijzer gedekte woningen, meerendeels aan Chineezen toebehoorende en omgeven door treurwilgen (door de inlanders Kajoe tjamëti = zweepenboom genoemd) en perzikboomen, heeft een eigenaardig, levendig, of meer Europeesch aanzien.

^ r. 17 v. b. „Daar er behalve".

De huizen zijn er, voorzooveel de mindere soort betreft, gebouwd Van boomvaren-stammen en glagah of alang-alang, de betere en vooral die der Chineezen geheel van hout, dat, nu de voorraad in den omtrek nagen°eg is uitgeput, grootendeels clandestien wordt aangevoerd uit de bosschen van Pekalongan.

Als dakbedekking bezigt men alang-alang of wel dit materiaal ver-