Het voor het noorden van ons land zeer ongewoon verschijnsel, dat ook praeglaciale lagen , aan den opbouw van dit zand deelnemen, en dat deze afdeeling van het diluvium hier reeds op eene diepte van 1,50 M. onder de glaciale vormingen ontwikkeld is '), heb ik in den afgeloopen zomer ook op andere punten van deze hoogte waargenomen. Nabij de vroeger reeds beschreven zandkuil (Doorsnede N°. 1 op plaat III) bevond zich een 4,50 M. diepe kuil, waarin de storingen, welke de diluviale ondergrond door"het gletscherijs ondergaan heeft, nog fraaier te zien waren en waarin onder de geplooide en gebogen lagen een duidelijk lensvormige bouw van het praeglaciaal diluvium te voorschijn kwam. Met het zuiver witte en geele zand wisselde op eene diepte van 3,20 M. een 0,15 M. dikke en 3 M. lange, uit de gewone zuidelijke gesteenten samengestelde grintlens af, terwijl het keileem wegens de grootere dikte, waarin deze vorming op dit punt tot ontwikkeling is gekomen, niet geheel doch slechts nabij de oppervlakte in leemig keizand veranderd is geworden.

Ook boven op het zuidelijk uiteinde — daar waar de wal zich naar het O. ombuigt — was in een diepen zandkuil het met zuidelijk grint afwisselende witte zand zeer nabij de oppervlakte (1 M.) te zien.

Deze nauwe betrekking tusschen de gedaante van het keileemoppervlak en het relief van zijnen ondergrond bleek echter voor het diluviale terrein van Z. W. Friesland uitzondering te zijn, daar bijna overal een aanzienlijke dikte van het keileem aangetoond of zeer waarschijnlijk kon worden gemaakt. Ik herinner hier slechts aan de groote dikte, die het keileem in het Roode en het Mirdumerklif bereikt (meer dan 11 M.) en vermeld slechts, dat bij het graven van putten op het „Hemelumer hoog" het keileem op eene diepte van 10 M., op dat van Bakhuizen en van Warns °p eene diepte van 20 M. nog niet doorboord was.

Nog slechts op één plaats van het door de boven besproken hooge ruggen en heuvels ingenomen gebied zag ik, evenals te Koudum, glaciaalgelaagd en praeglaciaal zand het relief van het bodemoppervlak bepalen.

Het uit zand gevormde en met helm bedekte gedeelte van het Roode klif, dat ik vroeger als eene tegen het keileem van het overige gedeelte dezer hoogte afgezette fluviatiele vorming meende te moeten beschouwen 2), heeft het reeds een goed eind gevorderde afgravingswerk echter als eene doorboring van onderdiluviaal zand doen kennen. Op de plaats waar het keileem en het zand aan elkander grenzen, verkreeg ik nl. eene

') Bydr. tot de kennis van Frieslands bodem. IV. 1. c., blz. 906. 2) Wem. II. l.c., blz. 799.