plaatsen te voorschijn, waarvan de noordelijkste hoogte de bouwvelden van Scharl draagt.
Terwijl nu al de hier besproken bodemverheffingen een N. W.—Z. O. of een N.—Z richting eigen is, worden in het O. gedeelte van het diluvium van Gaasterland eenige van het Z. W. naar het N. O. gerichte hoogten aangetroffen: het zijn de hooge bouwvelden van Nyemirdum, Sondel, Wykel en Harig. Niet alleen dat deze terreingolvingen eene geringe hoogte bezitten en dientengevolge geheel of gedeeltelijk eene dunne zandbedekking dragen, doch op talrijke plaatsen boorde ik hier geen echt keileem, doch nu eens grof zand, dan weder rolsteen-zand') of een meer of minder omgewerkt keileem aan.
Het voorafgaande overzicht heeft dus geleerd, dat het keileem in de Gemeenten Gaasterland en Hemelumer-Oldephaert en Noordwolde slechts in de hooge terreinen aan de oppervlakte ligt en overal, waar de bodem lager ligt, door een jonger diluviaalzand bedekt wordt: dat het Skandinaafsch diluvium van Staring zich dus oplost in een aantal keileemruggen of heuvels, welke voor het grootste gedeelte van het N. W. naar het Z. O. gericht zijn Daar ik de eigenschappen van dit leem in mijne vorige bijdragen uitvoerig behandeld heb, en wij dit reeds als een product, van het oudste landijs hebben leeren kennen 2), zoo blijft nog slechts de vraag te bespreken of de golfvorm, waarin wij hier het keileem zien optreden, een eigenschap van deze vorming zelf is, dan wel aan het relief van zijnen ondergrond moet worden toegeschreven.
Deze vraag werd vroeger door mij ten opzichte van den heuvel van Koudum ten gunste van de hypothese van Wahnschaffe beantwoord3), die de koepel- of walvormige hoogten van het Morainelandschap in de Uckermark niet als plaatselijke aanzwellingen der grondmoraine leerde kennen, doch aantoonde, dat zij een kern van gelaagd zand bezitten, waarover het landijs het keileem eenvoudig heeft heengeschoven. Ook de walvormige keileemhoogte van Koudum bleek een kern van gelaagd zand te bezitten, waarop door het gletscherijs een dunnere of dikkere keileembank werd achtergelaten.
1) Onder rolsteen-zand, versta ik een door waterstroomen afgezet zand, dat steenen insluit, welke tengevolge der voortbeweging door bet water een gerold uiterlijk hebben verkregen. Keizand noem ik het uitspoelingsproduct van het keileem; de steenen, die dit zand insluit, bezitten dus den gerolden vorm niet.
2) Bijdrage tot de kennis enz. II. 1. c., blz. 795.
3) Idem. IV. l.o., blz. 910.