baar het is om eene groote rivier zelfs slechts eenige weinige centimeters meer blijvende diepte te geven, zult u nu zelf wel de waarde van dit plan kunnen beoordeelen.

De hoofdzaak, die ook hier weer over het hoofd wordt gezien, is: Men kan met een groote rivier niet doen wat men wil. Waarom niet? Omdat een groote rivier, als eene in beweging zijnde watermassa, snelheid en arbeidsvermogen bezit en dus — zelf een wil heeft. Het zijn o! zulke lastige koppige dingen die groote stroomen, die men slechts met zeer veel moeite en kosten betrekkelijk weinig naar zijne hand kan stellen.

Men zou, als het noodig was, een kanaal van Keulen naar zee, diep 20 M., kunnen maken, maar dan zou een groot aantal sluizen zijne nadeelen doen gevoelen.

En daarom is het onbegrijpelijk hoe de schrijver van genoemd geschrift als voorbeelden ter vergelijking aanhaalt het Noordzee—Oostzee-kanaal, het kanaal Gent—Terneuzen, enz. alle afgesloten kanalen! Of wel de verbeterde Beneden-\yeser, waarin eb en vloed de diepte onderhouden.

In de zitting van den Pruisischen Landdag van 1893 deelde de Regeering dan ook zeer voorzichtig mede, dat zij een onderzoek had doen instellen naar de technische en financiëele uitvoerbaarheid van het verkrijgen eener grootere Rijn-diepte, maar de rapporten daaromtrent nog inwachtte. De waterstaats-directeur Berndt had reeds eenige inlichtingen verstrekt, maar er waren groote zwarigheden, omdat een groot gedeelte van den Rijn beneden Keulen in Nederland ligt. De Nederlandsche regeering doet den laatsten tijd veel, maar het is de vraag of de moeilijkheden en kosten niet te groot zijn om meer diepte te verkrijgen dan 2,70 M. Wilde men meer, dan is 't de vraag, of de Ned. regeering daartoe zou willen overgaan. „ Om de diepte van 3 M., die ?iu in Duitschland beneden Keulen ongeveer verkregen is, te behouden , moet natuurlijk jaarlijks veel worden gedaan."

Maar men wil 6 M. en meer! En uit het gezegde zal nu wel duidelijk zijn, dat het niet alleen de vraag is, of de Ned. regeering wil, maar of zij kan.

Over de kosten, die op 85 millioen Mark geraamd werden, is het dus niet noodig te spreken. Men wil deze vinden door een mark per ton te heffen van de schepen die in de „zeehaven" Keulen komen. Maar dan zullen de boven Keulen gelegen plaatsen zeker niet in deze plaats, maar wel te Rotterdam overladen !

Neen, noch Amsterdam noch Rotterdam behoeven voor dit plan ongerust te zijn. Wij wenschen de oude koopstad Keulen een. kolossalen bloei van haren handel, maar wij kennen haar en het Duitsche volk