Prof. K. Martin, Reisen in den Molukken, in Ambon, den üliassern, Seran (Ceram) und Buru. Eine Schilderung von Land und
Leuten. Mit 50 Tafeln, einer Karte und 18 Textbildern. 2 dln. Leiden, E. J. Brill, 1894.
Door de uitgevers van bovengenoemd werk, alsook door de redactie van dit tijdschrift, uitgenoodigd de reisbeschrijving van Prof. Martin te recenseeren, wil ik trachten hiermede mij zoo goed mogelijk van die taak te kwijten. Het is althans niet gemakkelijk om in het kort een overzicht te geven van den rijkdom van stof, die in dit werk is samengevat. Ik zal er hier en daar een greep uit moeten doen.
Zooals bekend is, bereisde de heer Martin gedurende het jaar 1891—92 een deel der Molukken in opdracht van het K. Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch Indië met het doel de geologie van verschillende eilanden te bestudeeren, vooral van Seran en Boeroe. Het oorspronkelijk plan om de reis in gemeenschap met Prof. Wilken te doen kon wegens den ontijdigen dood van dien geleerde niet tot uitvoering komen, en zoo toog Prof. Martin dan alleen op weg.
Ofschoon de geologische gesteldheid der verschillende eilanden in dit reisverhaal in groote trekken wordt weergegeven en wel in verband met de beschrijving van het landschap, zullen de eigenlijk wetenschappelijke resultaten later afzonderlijk het licht zien. Vooralsnog is de bewerking van het omvangrijke materiaal, gedurende de reis bijeengebracht, nog niet voltooid.
Getrouw aan zijn uitmuntenden, ook vroeger in zijn »Westindische Skizzen" gevolgden stelregel om slechts "Selbstgesehenes und an Ort und Stelle Erfahrenes■,, te beschrijven, en zich van alle compilatie te onthouden, is Prof. Martin er, naar mijn meening, gelukkig in geslaagd het beeld terug te geven van het 'land en volk dat hij bezocht. Trouwens West Seran en Boeroe waren een dankbaar onderwerp, want van het binnenland dier groote eilanden was zeer weinig bekend, en menige streek door den heer Martin bereisd, was nimmer te voren door een blanke betreden. Ambon en de Oeliassers beslaan dan ook een klein gedeelte van het werk, vergeleken met de ruimte die aan Seran en Boeroe is besteed. Behalve voor den geoloog en geograaf van beroep bevat het reiswerk van den heer Martin veel belangrijks voor den ethnoloog, den zoöloog en den ontwikkelden lezer in het algemeen. De hoogleeraar-reiziger toonde niet alleen een open oog, maar ook hart te hebben voor hetgeen hij zag buiten zijn eigenlijk veld van waarneming. De stijl van het reisverhaal is helder, levendig en eenvoudig, en waar Prof. Martin natuurbeschrijvingen geeft, is hij in den regel welhaast onovertreffelijk. Bijzondere zorg is daarbij besteed aan het koloriet, iets wat door de meeste reizigers verwaarloosd wordt, en waarop Ratzel jaren geleden de aandacht vestigde. Toch is het volkomen juist wat Prof. Martin zegt: "Stimnïungen sind der Natur als solcher unbekannt und haben mit ihrer Schönheit nur indirekt zu schaffen; sie mussen von der Person in die Aussenwelt hineingetragen werden und besitzen somit stets eine sehr subjektive Farbung". Voor de uitmuntende beschrijvingen der schoone nachten te Roematiga aan de baai van Ambon, van de