zou doortellen tot 360° en niet meer onderscheiden in O.- en W.-lengte; 2° dat alle staten (met name Engeland) zouden toestemmen in de aanneming van het metriek stelsel voor hoogten, diepten en afstanden. Ook acht zij het wenschelijk, dat de indeeling volgens den meridiaan van Parijs aan den rand van elk blad zij aangegeven, terwijl op de bladen, welke betrekking hebben op Frankrijk en zijne koloniën, die meridiaan zou worden doorgetrokken met eene afzonderlijke kleur. Men ziet het, de concessie van de zijde der Franschen is niet volledig, waarbij nog komt dat de commissie als nul-punt voor hoogten dat van Marseille voorstelt, hetwelk, volgens haar, door alle vreemdelingen schijnt te zijn aangenomen! Het schijnt dat de commissie hier werkelijk niet goed op de hoogte is. Natuurlijk acht zij ook de spelling-kwestie eene der moeielijkste en lost zij deze dan ook volstrekt niet op. Over de Vraag of het niet noodig zal zijn dat de bronnen, waarnaar de kaarten worden vervaardigd, genoemd zullen worden spreekt zij slechts even terloops (p. 40), daar dat iets is buiten de eigenlijke kaart 1 Ook over de talrijke de'tails van uitvoering en reproductie, zooals de voorstelling van terreinvoorwetpen, steden, stations, en zoo vele andere spreekt zij nagenoeg niet. Alleen aan de vraag hoe het relief moet worden voorgesteld worden eenige regels gewijd. Wij moeten verder naar het rapport verwijzen, maar vestigen de aandacht er op dat over het nut der kaart (de hoofdzaak, naar het ons voorkomt) te weinig wordt gezegd; het blijft bij algemeenheden. Alles bijeen genomen mag men, naar onze overtuiging, gerust zeggen dat een rapport, waarin de verschillende punten behoorlijk waren ontwikkeld, d.i. grondig en uitvoerig, zoodat alle bijzonderheden goed waren overwogen en nagegaan, zeker wel eenige malen den omvang van dat der fransche commissie (48 pp.) zou hebben. Zoolang daaraan niet is voldaan zal men niet kunnen zeggen dat het plan rijp is voor verwezenlijking. In de eerste plaats dient onweerlegbaar te zijn aangetoond , dat de kaart, zoowel voor de wetenschap als voor de praktijk, een grooter nut zal hebben dan de thans bestaande. En dat is nog niet geschied. (Vgl. verder TAG. 1893, p. 1026 en 1894, p. 155). T.

Archief van handel en nijverheid. Verzameling van wettelijke en administratieve voorschriften, mededeelingen en berichten omtrent handel en nijverheid. Bewerkt en uitgegeven door Mr. J. C. de Marez Oyens , Jhr. S. van Sitters, Mr. A. J. Cohen Stuart en Mr. Th. Reepmaker. 's-Gravenhage, Belinfante, 1895. iste jaargang, Afl. 1, 15 Jan. 1895. Verder maandelijks in afl. van circa 2 vel. Prijs per jaargang f3,60. Afz. afl. è, ƒ0,25 per vel.

Hoewel dit nieuwe tijdschrift niet rechtstreeks van geographischen aard is vestigen wij toch gaarne de aandacht er op, omdat in het tweede en derde gedeelte: Mededeelingen en Berichten, Statistiek, uit den aard der zaak, veel voorkomt wat ook uit een geographisch oogpunt van gewicht is.

Volgens het prospectus toch heeft „het Archief van Handel en Nijverheid" ten doel, officiëele en andere mededeelingen met betrekking tot Handel en Nijverheid