V

in geen enkele richting door hoogere bergen wordt belemmerd, kan uitzien, moge dienen, dat duidelijk zichtbaar waren de Bt. Saran (Oeloe Tempoenak), de Bt. Koedjan en de Bt. Këlam bij Sintang, de Bt. Kenepai in het merengebied, het Madi-gebergte, de bergen in de OeloeMandei; de Oeloe Melawi en de Siang-Moeroeng streek; zuidoost en zuidwaarts zweefde mijn blik door niets gestoord over het eindelooze heuvel- en vlakteland in de Zuiderafdeeling, ik zou bijna zeggen tot ^ aan de Javazee. Geologisch was het uitzicht hoogst leerrijk; inderdaad, had ik den Bt. Sedaroeng en den Bt. Raja niet bestegen, zoo zou ik den bouw van het grensgebergte evenmin hebben begrepen als Schwaner, die er ook slechts, gebruik makend van het bergpad Oeloe Senamang Toembang Tjeroendoeng aan de Serawai, in één richting over heen trok. Zuidwestwaarts ligt, door één diep dal van den Bt. Raja gescheiden, een enkele berg, de Melaban Bolie, die in hoogte den Bt. Raja evenaart of misschien zelfs iets overtreft. Hij is door de Dajaks, die dezen berg ,,de vrouw van den Bt. Raja" noemen, dikwijls bestegen, de Bt. Raja zelf nog nimmer. De Dajaks waren zeer opgewonden en hebben offers aan de geesten gebracht, en sirih en allerlei lijfsieraden op den top voor hen achtergelaten. Den gden October keerde ik te Moribooi terug. De Dajaks, die mede den berg hadden bestegen, waren zeer vermoeid en verklaarden vooreerst , mij niet naar de Oeloe Samba te kunnen vergezellen. Toen kwam een gelukkig toeval mij te hulp. In den laten namiddag zag ik op eenigen afstand een rijtje Dajaks voorbijgaan, die ik aanhield. Het bleek dat zij op weg waren gëtah te gaan zoeken in de Oeloe Karang, een zijriviertje van de Samba. De Sei Karang is een zijrivier van de Sei Menjoekoei, die weder in de Sei Samba zich uitstort. Met veel moeite en met behulp van eenige kunstgrepen (nl. uitbetaling en tabak-uitdeeling aan de Raj a-koelies, in hun tegenwoordigheid), gelukte het mij hen te bewegen met mij te gaan en mijn goederen te dragen.

Zoo vertrok ik dan zonder eenig oponthoud reeds 10 October weder van Moribooi en bereikte in drie forsche dagmarschen (den 2<len dag liepen wij ruim elf uren) de Oeloe Kowin aan gene zijde van de waterscheiding. De waterscheiding is hier niet veel meer dan 600 meter hoog. De helling naar het Zuiden is zooveel steiler dan naar het Noorden, dat ik van de kamhoogte der waterscheiding in iets minder dan twee uren dit riviertje, de Kowin, bereikte, dat hier reeds voor kleine sampans bevaarbaar is. Mijn bivouak ligt niet veel hooger dan Moribooi, ongeveer 190 meter boven den zeespiegel.