Keremoei zakte ik op 25 September af, bereikte de Sei Melavvi, en voer die af tot Kwala Lekawai. Deze linkerzijrivieren roeide ik terstond op, passeerde op 28 September de gevaarlijke goeroengs en bereikte eergisteren avond het Dajaksch huis Moribooi, waar ik mij nu aan den voet van het Centraalgebergte bevind, dat het Melawi-dal van de Zuiderafdeeling scheidt. De Dajaks alhier behooren, met de Dajaks van de Oeloe Embalau, Oeloe Melawi, Oeloe Samba, Oeloe Katingan, Oeloe Mandei, Oeloe Tebaoeng etc., tot den grooten stam der Oeloe-Ajer-Dajaks, waarvan iedere groep weer een afzonderlijken naam draagt, gewoonlijk naar de rivier waaraan zij wonen. Bij die groepen bestaan ook kleine onderscheiden in taal en adat. Alle Oeloe-Ajer-Dajaks dragen groote oorschijven en zijn volgens overeenkomstige, meestal zeer smaakvolle patronen getatoeëerd. De huizen hier zijn zeer interessant door het groote aantal offerpalen en gedenkteekens van afgestorvenen. Bijzonder fraai is in dit opzicht het huis Merakan aan de Sei Lekawai.
Verklaring van de bijgevoegde schets:
A. Klein huisje, 1,80 M. hoog, onder een dakje liggen op een lanting (bale-bale) 8 menschenschedels (de onderkaken ontbreken), tropeeën af-< komstig van vroegere snelpartijen. Om het huisje is een omheining van 1 M. hooge palen; de omheining is 1,90 M. lang en 1,20 M. breed. In het door deze omheining ingesloten hofje staan talrijke bewerkte platte paaltjes in den grond. In deze paaltjes zijn meestal gezichten van menschen gesneden.
: : . Toras, 4 tot 8 meter hooge palen, die naar boven dunner worden, doch weder in een dikken knop eindigen. Zij omgeven het huis als een bosch en staan onregelmatig, veelal krom en scheef door elkander. Telkens wanneer een inwoner van het huis sterft, wordt een dergelijke toras in den grond geplaatst.
o o b o o Temadok of offerpalen. Deze temadok staan in een gebogen lijn voor het huis, alle met het front van het huis afgekeerd; een tweede reeks daar binnen is nog niet voltooid. Deze temadoks zijn zuilen van zeer hard hout, waarop figuren van mannen of vrouwen uit één stuk, dikwijls zeer kunstig gesneden. De vrouwen zitten meestal met de handen op den schoot, een sirihdoos vasthoudend. De mannen zijn in staande houding afgebeeld in hun fraaiste baadje, met de parang op zijde, soms met een hollandsche pet op of ook wel met een snaphaan. Bij enkelen is in het voetstuk nog een gelaat gesneden met uitgestoken, zeer lange kromme tong; dat heeft iets met de hantoes (geesten) te maken,