Vergeleken bij de grootere diersoorten die het tegenoverliggend vasteland van Afrika bevolken, is Madagaskar daaraan bijzonder arm; niettemin zijn meerdere belangwekkende aanwezig. Zoo vindt men in de wouden de Aye Aye (cheiromys madagascarensis), die nergens anders zou voorkomen en zelden gezien wordt, tengevolge zijner nachtelijke gewoonten. Verder treft men verschillende lemur-soorten aan: de griseus, de lichanotus brevicaüdatus, de macaco, de lepilemur mustilinus, enz. Ook de walouwi (ch.eiroga.leus furcifer\, de fossa (cryptoprocta ferox)\ viverra's, die veel op de javaansche gelijken; wilde katten; stekelvarkens; wilde zwijnen, veel overeenkomst hebbende met het sus larvatus enz.
Onder gefokt wordende diersoorten wordt hoornvee, van de bultige soort, in ontzaggelijke massa's aangetroffen, in'de weiden steeds begeleid door de bekende vogelsoort, die op de insecten, die zich op hun huid ophouden, azen. Ook wordt van wilde runderen gesproken, doch dat zullen wel verwilderde zijn. Verder treft men geiten, varkens en schapen aan, de laatste harig en met een bruine kleur.
Ratten en muizen vindt men in overvloed; ook honden en katten zijn aanwezig, de laatste worden als onheilaanbrengend veelal niet in de huizen geduld.
Tam gevogelte: kippen, eenden, ganzen, kalkoenen enz. worden vlijtig aangefokt. Overigens vindt men eene menigte vogelsoorten, waarvan wij enkel noemen .-'duiven, purperkleurige, groene en grijze parkieten, ijsvogels , witte pintado's, de zwarte ibis, uilen, diverse valksoorten, reigers, msus, bara, nectarina, eroussa, artamia, pachycephala, falculia, ptilopos enz.
In alle zoete wateren, vooral in de lagere streken, vindt men krokodillen, die, even als in Indie, bijgeloovig worden vereerd en die slechts in bijzondere gevallen worden gedood, doch wier eieren vlijtig verzameld worden en tot voedsel dienen. Al verder hagedissen, slangen o. a. de menara, eene groote rood-mahonykleurige; daaronder zouden weinig vergiftige slangen voorkomen.
Eene menigte insectensoorten, krekels, mieren, muskieten, spinnen; zijdewormen, afwijkende van die welke zich met moerbeziënbladen voeden en wel in twee soorten: eene die elk afzonderlijk zijne cocons aan boomschors hecht; eene andere wier cocons met 20 en meer stuks in een a'gemeen weefsel worden gevat, door de rupsen gezamenlijk gesponnen. Ook sprinkhanen, die nu en dan een ware plaag zijn, maar bij duizenden gevangen en, van pootjes en vlerken ontdaan, gebraden worden öegeten. Opgemerkt is dat, wanneer zij bij vochtig weder uitvliegen, zij