de steile wanden zijn afgebrokkeld, als het ware ingestort, en veel zachtere hellingen vertoonen.
Welnu, van uit het Ttasymeer in h?t noorden, tot omstreeks Ambositra in het zuiden, over eene uitgestrektheid van meer dan anderhalven breedtegraad worden de bronrivieren dezer Tsiribihina aangetroffen, terwijl er bovendien nog uit het zuiden van af de Tremo-keten komen.
De beide voornaamste zijn de Mahajilo, die uit het juist genoemde nieer komt en de Mania. De laatste heeft zelve weder een aanzienlijk , stroomgebied op het bergplateau en neemt in het lagere land de zuidelijke takken op. Beide vereenigen zich in eene moerassige streek, Betsiriry geheeten, en wel ten oosten van de platte Bemarahaketen.
Die keten zelve wordt daarna door den stroom doorbroken, die verder door daaropvolgende kleine ruggen en over het breede, zacht naar zee afloopende strand, zijn' weg vindt.
Ten aanzien dezer rivier merkt Gautier de volgende merkwaardigheid °P: terwijl nagenoeg alle rivieren alleen in den regentijd voldoende van Water voorzien zijn, behoudt de Tsiribihina dat ten allen tijde. Dit zoude daaraan zijn toe te schrijven, dat de Mahajilo-arm in den regentijd het water, dat bij de doorbraak in de Bemaraha-keten niet spoedig genoeg kan wegvloeien, afstaat aan de meertjes en moerassen in Betsiriry. In den drogen tijd geven die op hunne beurt het water aan de rivier terug, waardoor deze het geheele jaar door, tot daar waar het terrein begint te rijzen, voor flinke zeilvaartuigen bruikbaar blijft.
Van veel minder belang is de daaraanvolgende rivier, de Manambolo, ofschoon ook deze op het heuvelachtige hooge terrein, dat de hoofdstad draagt, ontspringt. Ook deze rivier moet zich met geweld een doorgang banen door de Bemaraha-keten.
Wij komen nu aan de groote rivier, die in de baai van Bombetok uitwatert: de Betsiboka. Ook hooger op behoudt zij dezen naam, voor dat zij een weinig minder belangrijken arm, „de Ikopa", heeft opgenomen. Beide ontspringen zij op het hooge plateau; de eerste op eenigen afstand ten noorden — de andere in de onmiddellijke nabijheid — van de hoofdstad Antananarivo. In tamelijk zuid-noord richting doorloopt dat nviergebied dus niet minder dan drie breedtegraden. Doet het in grootte dus stellig niet onder voor dat der zoo even genoemden, ten behoeve van zijn waterstand beschikt het niet over een regulateur zooals de Tsiribihina en de rivier is dus veel minder bevaarbaar. Bij de samenvloeiing der beide genoemde hoofdarmen bezit de Franschman Suberbie