bekkens. Tusschen dat hoogland en de kustketens vindt men hier en daar diepe lengtedalen, grootendeels door erosie gevormd, waardoor rivieren stroomen, die eerst na vele slingeringen de gelegenheid vinden om op de oostkust uit te wateren. Dr. Besson gewaagt in het zuiden van een dergelijk dal, dat 600 m. lager ligt dan het centraal-plateau, doch aan de oostzijde weder begrensd wordt door de kustketen, die aldaar eenen 500 m. hoogen en zeer steilen rotsmuur vormt. Ook op den weg van Tamatave naar de hoofdstad ontmoet men een dergelijk lengte-dal zeven & acht uur gaans breed en waardoor de rivier Mangoro stroomt.

Rev. Cowan en anderen wijzen er op dat ten zuiden van den 20ste breedtegraad de bergen niet langer den glooienden ronden vorm hebben, maar zich als scherpe ruggen, als pieken, die duizenden voeten loodrecht oprijzen, voordoen, en dat het terrein met uitzondering der moerassige gedeelten, die de bronnen der rivieren bevatten, uit naakt, droog hoogland bestaat.

Het thans besproken wordend hoogland, waarop ook de hoofdstad Aniatianarivo gevonden wordt, is gemiddeld 1100 meter boven zee gelegen. Behalve enkele vlakke gedeelten, die geheel of ten deele als uitgedroogde meren worden beschouwd, eindigt het aan de westzijde met een 800 tot 1000 meter hoogen wand, die veelal zeer steil is en van beneden gezien op eene bergketen gelijkt, die Bongolava (lange keten) wordt genoemd. Daar waar de rivieren, die verder de zoo belangrijke Tsiribihina zullen gaan vormen, dien muur overschrijden is hij echter over aanzienlijke lengte afgebrokkeld. Of dit enkel aan erosie te danken is, dan wel of de oorzaken dieper liggen, is nog onzeker; daarop komen wij bij onze geologische aanteekeningen nog terug. Meer noordelijk valt het terrein ook nog wel weder plotseling eenige honderde meters lager , doch d&ctr zijn het bijna zeker de aanzienlijke Ikopa en jBetsiboka rivieren, welke zich later vereenigen, die de verdere hellingen benedenwaarts flauwer hebben gemaakt.

Al is het zuidelijke bergterrein nog weinig onderzocht, toch is daar reeds de groote Horo7nbe-woestijn bezocht o. a. door Dr. Catat en Maistre. Van het oosten naar het westen zoude die woestijn meer dan veertig mijlen breed zijn en een overtocht in de richting van noord naar zuid verscheidene dagreizen vorderen. In het zuidoosten zoude echter het terrein weder een vruchtbaarder aanzien verkrijgen.

De bergketens in het algemeen mogen op enkele plaatsen den Indischen Oceaan zeer naderen, veelal blijft er eene tamelijke breede strandvlakte over. Dit is o. a. het geval als men van Ft. Dauphin uit noordwaarts