van den invoer aldaar een half inillioen gulden en die van den uitvoer iets minder.

Sedert het jaar 1840 is dit eiland eene fransche bezitting, die thans aan Diego Suarez onderhoorig 'is.

Nadert men van uit zee de oostkust van Madagaskar, dan ontwaart men drie è. vier bergketens, die zich achtereenvolgens hooger verheffen en die indruk blijft verder zuidwaarts bestaan, al neemt daar de hoogte van het gebergte ook geleidelijk af. Bevindt men zich in het binnenland, dan wordt zij ook grootendeels bevestigd, doch biedt het terrein toch belangrijke afwisselingen aan, die van uit zee niet waarneembaar zijn.

Men vindt dan ongeveer te midden der lengte van het eiland tusschen den 19 en 22 Z. B., behalve de bergketen of ketens die de kust begrenzen, verder westwaarts 'een waar doolhof van hooge bergen en diepe dalgronden; in de noordelijke helft onder den algemeenen naam van Ankavitra bekend en dat zich in westelijke richting tot nabij den 4jsten lengtegraad uitstrekt.

Naar het noorden vindt dat bergachtige terrein zijne voortzetting aanvankelijk in eene heuvelachtige vlakte, verder in meerdere bergketens, die langzamerhand in hoogte afnemen en omstreeks den 16de" breedtegraad plotseling eindigen met eene steile helling. Naar het zuiden toe wordt het over het algemeen door hooge vlakten gevolgd, die vooral ver zuidwaarts nog weinig onderzocht zijn, doch, waarvan bekend is, dat ook deze langzamerhand in hoogte afnemen. De kustketens intusschen blijven in beide genoemde richtingen nog eenigszins langer hun oorspronkelijk karakter behouden.

Op zeer oude kaarten werd eenvoudig eene lange bergketen aangegeven juist te midden van de breedte van het eiland, doch reeds F1 a c o u r t in 1656 en d'Anville in 1749 gaven die bergen, als nader aan den Indischen Oceaan liggende aan, dan aan de Straat van Mozambique. Het hedendaagsch onderzoek heeft dit dan ook volkomen bevestigd.

Wij zullen op dat, met zoo hooge bergen bezet, terrein zoo aanstonds nader terugkomen, maar vervolgen eerst de meer algemeene terrein-omschrijving.

Wij zeiden reeds, dat in het hooge noorden de bergketenen plotseling eindigen. Daarop volgt eene uitgebreide heuvelachtige vlakte, in het oosten begrensd door de kustbergen, die zich rondom en ook nog ten noorden van de Antongil-baai eenigszins voortzette» en welke vlakte zich westwaarts tot aan de Straat van Mozambique uitstrekt.