landpunten behoeft weinig bespreking. De schetskaart, die wij aan dit °pstel deden verzeld gaan, geeft daarover het noodige licht en wij kunnen ons dus tot enkele bijzonderheden bepalen.

Al dadelijk valt in het oog, hoe weinig gebroken die kust zich voordoet aan den oostkant van het eiland. Slechts op een paar baaien en een enkel eiland van beteekenis valt daar te wijzen, waarover zoo aanstonds meer.

Waar die kust niet tot zee toe door het gebergte wordt ingenomen, vindt men uitgestrekte, doch niet breede lagunen, die, hier en daar met den oceaan in verbinding staande, meer of min zout water bevatten en den strandbewoners op gemakkelijke wijze van visch voorzien. Zoo vindt men tusschen die lagunen en de zee o. a. over een afstand van meer dan vierhonderd kilometers bezuiden Tamatave eene zeer smalle lage strook lands, hetgeen zich ook nog verder zuidelijk andermaal voordoet.

Eene andere bijzonderheid levert die oostkust op, daarin bestaande, dat op eenigen afstand in zee en daaraan evenwijdig, eene bijna onafgebroken zandbank wordt aangetroffen, die het ontschepen moeielijk, dikwijls gevaarlijk, maakt. Groote schepen moeten van de kust verwijderd ankeren en de ontscheping heeft middels vlerkprauwen plaats. Wel is die toestand op sommige punten o. a. bij Tamatave gunstiger; toch kan het aldaar niet veel meer genoemd worden, dan eene reede, eenigermate beschermd door riffen, doch blootgesteld aan de oostelijke en noordelijke winden.

Ook 45 mijlen meer noordelijk bij Foulpoint vindt men een goed zeestrand; doch ook daar liggen rotsen in de nabijheid.

De beide voorname baaien, die zich aan deze zijde bevinden, zijn: die van Diego Suarez en die van Antongil. Eerstgenoemde, de British sound der Engelschen, heeft een zeer samengestelden vorm; zij loopt met drie diepe inhammen landwaarts in en daarin bevinden zich eenige kleine eilandjes. Een en ander is oorzaak, dat de schepen daarin tegen alle winden beschutte, veilige ligplaatsen vinden.

Sedert 1885 is deze haven aan Frankrijk toebedeeld, dat ook van daaruit over de na te noemen eilanden St. Marie en Nossi Bé het bewind voert.

De baai van Antongil, waar Benyowski in de vorige eeuw zijn zetel vestigde, kan gerust eene golf worden genoemd, daar zij zich over eene breedte van gemiddeld 7000 meter en in de lengte over een meer dan tweemaal zoo grooten afstand landwaarts in voortzet.

Ook in die baai bevinden zich eenige eilanden, waaronder Mangabe, ook Marosy geheeten, het grootste is.

In het verre zuiden vindt men op deze kust nog de Si. Luciabaai,