dergelijke uitspraak van een zoo bevoegd deskundige niet anders dan hoogstbevredigend kunnen noemen.

Wat het binnenland betreft, alwaar de toelating van wetenschappelijke onderzoekers zooveel later intrad en wier aantal tot dusverre ook niet zoo bijzonder groot was, wordt het overzicht natuurlijk gemakkelijker; doch ook daarbij wenschen wij ons slechts tot enkele opgaven te bepalen.

Gelijk wij in den aanvang reeds opmerkten, moeten, wat dezen arbeid betreft, de fransche onderzoekers in de eerste plaats worden genoemd, die zelfs in 1889 op eene plaats, Amohidempona geheeten, op 1415 meter boven zee gelegen, een observatorium hebben gesticht. De meermalen genoemde Grandidier en de paters Robiet en Colin voerden meerdere honderden plaats-bepalingen uit; ja verrichtten reeds geregelde driehoeksmetingen; voor zooverre den eerstgenoemden betreft, in de jaren 1869 en 1870 in de provincie Tmerina en sedert twintig jaren achtereenvolgens door pater Robiet, later door pater Colin bijgestaan, in de provincie Betsileo en van een punt op de oostkust „Andovoranto" in de richting der hoofdstad Antananarivo.

Toch lieten zich de engelsche zendelingen en enkele officieren in die richting ook waarlijk niet onbetuigd. Zoo hebben de Rev. Cameron en Dr. Mullens in 1874 en 1875, de Rev. Johnson in 1882, de Rev. Deans Cowan van 1885 tot 1887 en anderen groote uitgestrektheden terrein bereisd en dadr deugdelijke opnemingen verricht. Het aanzienlijk aantal reisbeschrijvingen, zoo van hen als van de Franschen Dr. Catat, Dr. Besson, Douliot, d'Anthouard, Gautier en anderen, geven, omtrent den vorm en den toestand der binnenlanden, reeds veel licht. Daarvan zullen wij trachten verder het noodige gebruik te maken.

Als zekere gegevens, tengevolge van deze werkzaamheden, verschenen bereids kaarten, de geregelde opnemingen der provinciën Tmerina en Betsileo bevattende: o. a. in 1883 eene hypsometrische kaart op de schaal van 1 : 500 000, van eerstvermeld gewest door Grandidier. Ook werd, sedert Diego Suarez eene fransche bezitting is geworden en Frankrijk zich het terrein om die baai tot veertig kilometers afstands zuidwaarts heeft toegeeigend, aldaar door den ingenieur Gregoire, geholpen door fransche zee-officieren, getrianguleerd. In 1888 is daarvan, op de schaal van 1:20000, eene kaart in 16 bladen verschenen onder het bestuur van kolonel Badens. Verder verscheen in 1889 een uitvoerig plan der hoofdstad, op de schaal van 1 : 2000, van de hand van kapitein Lavoisot.

De gedaante der kust met hare vele baaien, inhammen, kapen en