delaars tijdelijk teruggekeerd, werd hij door de gezagvoerenden van het sedert lang aan Frankrijk behoorende He de Fra7ice beoorloogd en in 1786 gedood.
Ook tijdens de Revolutie bleef Frankrijk's aandacht op Madagaskar gevestigd en werden Commissarissen afgevaardigd om den staat van zaken aldaar te onderzoeken, hetgeen Keizer Napoleon in 1801 deed voorzetten. Taviatave werd nu de zetel van het fransche bestuur, dat onderscheidene kantoren op de oostkust stichtte. In 1811 echter werd Tamatave door de Engelschen ingenomen en toen, na 1815, de Franschen weder in hunne Bezittingen in den Indischen Oceaan hersteld weiden, werd daarvan Ile de France (Mauritius) uitgesloten en aanvankelijk ook Madagaskar als eene aanhoorigheid daarvan beschouwd. Al was dit in strijd met de bedoeling der engelsche Regeering en al had ook restitutie aan Frankrijk plaats, toch was het den Gouverneur van Mauritius inmiddels gelukt, grooten invloed op Madagaskar te verkrijgen. Daarin vindt men den oorsprong terug van vele latere en ook van de tegenwoordige verwikkelingen. Ofschoon het ons nu te ver zoude voeren, om ons daarin te verdiepen en wij er de voorkeur aan geven, daarop aan het slot van dit artikel terug te komen; zoo mogen wij toch niet verzuimen nog even op eene omstandigheid te wijzen, die het verkrijgen van dien invloed der Engelschen bij Madagaskar's bewoners zoozeer had in de hand gewerkt.
Merkten wij hooger reeds op dat — voor zooverre bekend was — de bevolking in een groot aantal onafhankelijke stammen verdeeld was, die, al hadden zij ook nu en dan met elkander strijd gevoerd, toch hunne zelfstandigheid hadden weten te bewaren; omstreeks den aanvang dezer eeuw was daarin verandering gekomen. Een der machthebbende hoofden in de provincie Imerina, met name Impoina, onderwierp onderscheidene districten aan zijn gezag en verhief zijn gebied tot een machtig koninkrijk: „het Hova-rijk". Na zijn dood in 1808 door zijn zoon Radama opgevolgd, regeerde ook deze met krachtige hand en breidde hij zijn rijk aanzienlijk uit.
Met hun practischen blik begrepen de Engelschen al spoedig het groote belang, dat er voor hen in gelegen was, om met dien koning in goede verstandhouding te komen en dit mocht hun wonder wel gelukken. Zelfs toen later het beheer op de kust weder in fransche handen was gekomen en de vrijzinnige koning Radama ook aan deze Europeanen het verblijf in het binnenland toestond, bleef toch de eerste indruk