un wel eenigermate sommige kuststreken kennen; maar het zoude tot den aanvang dezer eeuw moeten duren, alvorens den toegang tot het binnenland — zij het dan ook aanvankelijk in bescheidene mate — aan onderzoekers werd gegund.

Ook te dier zake moeten wij ons echter beperken en de pogingen, door Portugeezen, Hollanders en Engelschen in de 17e en 18e eeuw gedaan om zich aldaar te vestigen, met stilzwijgen voorbijgaan; trouwens ze zijn ook alle mislukt en gewoonlijk met moord en doodslag geeindigd. Enkele aanteekeningen betreffende fransche nederzettingen, al ging het die ook niet veel beter, vergunne men ons echter, als tot het rechte verstand der zaak moeielijk te ontbeeren.

Eene eerste poging werd hunnentwege gedaan door zekeren Rigault uit Dieppe, die namens de „Société de 1'Orient" van Kardinaal de Richelieu in 1642 de vergunning verkreeg om Madagaskar in bezit te nemen. Aanvankelijk in de St. Luciabaai, weldra voor het meer gezonde Fort Dauphin verlaten, zette hij zich neder. In de eerste jaren, ook nadat het beheer in andere handen was overgegaan, beteekende die vestiging weinig en hielden de beheerschers zich meer met Ile de France en Bourbon bezig. Toen in 1659 ook Madagaskar meer bepaald aan de beurt zoude komen, ontstonden weldra groote moeielijkheden met de evolking, vooral door overdreven ijver der geestelijken veroorzaakt. Toen Colbert in 1664 de „Compagnie des Indes Orientales" oprichtte en deze van ruime middelen voorzien werd, kreeg zij ook het beheer over de onderneming op Madagaskar en verbeterde de toestand eenigszins. Madagaskar ontving zelfs den weidschen naam van „France Onentale". Doch ook dat mocht niet baten; wanbeheer deed in 1672 eenen opstand uitbarsten, waarbij nagenoeg alle kolonisten het leven lieten.

Hierdoor geheel ontmoedigd, leest men in de eerste daaraanvolgende honderd jaren van geen nadere stappen. Pas in 1763, toen Frankrijk de eene Indische bezitting na de andere aan Engeland had moeten afstaan, viel de aandacht andermaal op Madagaskar. Van 1767 tot 1769 Werden vergeefsche pogingen aangewend, om Ft. Dauphin weder op te richten en daar het uitgangspunt te vestigen.

Daaiop verleende Frankrijk in 1773 steun aan een uit Siberië ontuciten Pool „Henyowski", die de baai van Antongil tot zetel koos en aanvankelijk ook werkelijk slaagde. Overmoedig geworden, wilde hij ich van Frankrijk onafhankelijk maken, maar men ontzegde hem het ngei verblijf aldaar en, hoezeer met behulp van amerikaansche han-