wordt als eene der eerste genoemd, die eene eenigzins dragelijke voorstelling toonde.
Van af 1618 begonnen ook andere natiën Madagaskar te bezoeken. Engelsche, fransche en niet minder hollandsche zeevaarders deden het •eiland aan en van lieverlede ging daarover meer licht op. Daarover kunnen wij echter niet uitweiden en bepalen ons tot de aanteekening, dat, ofschoon ook nog slechts traag, toch meer en meer verbetering kwam in de kaarten die het eiland voorstelden en dat daaronder die van d'Anville (1749), van van Keulen (1753), maar vooral de fransche zeekaart van d'Après de Mannevillette (1776) het gunstigst afsteken.
Geruimen tijd nog vond men op die kaarten de namen Si. Laurentius en Madagaskar, hetzij afwisselend, hetzij nevens elkander; totdat ten slotte de laatste het algemeene burgerrecht verkreeg.
De bevolking van het eiland zelve, die, naar 'tschijnt, tot bijna in deze eeuw in een aantal van elkander onafhankelijke stammen was verdeeld , elk met hun eigen beperkt rechtsgebied, had geen behoefte aan een algemeenen naam voor haar eiland, waarvan den grooten omvang haar zelfs onbekend bleef. Zelfs nu nog wordt de naam „Madagaskar" enkel gebezigd door die bewoners, die met de Europeanen in nadere aanraking zijn gekomen.
Wat den juisten vorm van het eiland aangaat, kreeg men meer zekerheid door de in 1802 verschenen engelsche kaart van David Inverarity en toen ook brak de tijd aan, dat engelsche zeeofficieren meer ernstig begonnen werk te maken van kustopnemingen en andere hydrographische werkzaamheden in deze wateren.
Als gevolg daarvan verscheen in 1827 de bekende kaart van O wen, die later slechts in ondergeschikte deelen aanvulling behoefde. Daarin voorzag voornamelijk de fransche Marine en daarvan was de verbeterde kaart van Guillain het gevolg. Die waarnemingen zijn ook sedert nog voortgezet; zoodat men kan verklaren, dat onze kennis ten aanzien der kusten eene alleszins voldoende hoogte heeft bereikt.
Was het doenlijk — hoe oppervlakkig dit hier dan ook geschiedde — ten aanzien der ontdekkingsgeschiedenis van Madagaskar tot in het verre verleden terug te gaan; konde ook de langzamerhand toenemende kennis der uitwendige gedaante van het eiland vluchtig worden aangegeven: wat den inwendigen toestand betreft, reikt onze kennis geenszins zoo verre. De vergeefsche pogingen door Portugeezen, Hollanders en vooral Franschen gedaan, om vasten voet op het eiland te verkrijgen, leerde