grenzende gewesten, alwaar de produktie klom van 7767668 K.G. in 1875 tot 21 016 937 K.G. in 1890, een buitengewoon goed jaar, want 1892 leverde slechts 12 921 509 K.G. op, toch nog een hoogst belangrijke waarde vertegenwoordigend, daar het middencijfer van opbrengst per K.G. ƒ2,50 bedroeg.

Niet onaanzienlijk is de produktie van muskaatnoten, 22286 pikols, en van foelie, 6502 pikols, in 1892—93, hoofdzakelijk in de Molukken en op Sumatra.

De tin-winning behoort geheel te huis in de Buitenbezittingen: Bangka (gouvernements-exploitatie) en Billiton (partikuliere ontginning) wedijveren met elkander; de produktie in pikols tin was:

in 1886—87 op Bangka 77090, op Billiton 89x93

„ 1888—89 » 6S 964 ,, 79 *94

„ 1890—91 „ 107 190 „ 96 488

„ 1891—92 „ 93 623 „ 106 246

„1892—93 „ 121736 „ 78372.

Men ziet dat ook hierin wisselvalligheid heerscht, vooral nagaande dat op beide eilanden het aantal mijnen en het getal arbeiders ongeveer even groot zijn (96 m, 8381 arb. en 91 m. 8130 arb.).

Dat zoowel Java als de overige eilanden nog menig andere voortbrengselen opleveren welke gretig genomen worden op de Europeesche markt spreekt van zelf, wij zullen dit zien bij de opsomming der voornaamste artikelen van uitvoer.

De Nijverheid.

Deze ontwikkelde zich hoofdzakelijk op Java, doch is in vele opzichten de kinderschoenen nauwlijks ontwassen; wij tellen in 1892 slechts: 41 drukkerijen, 45 ijs- en mineraalwater-fabrieken, 9 zeepfabrieken, 13 arakstokerijen, 11 houtzaagmolens, 139 rijstpelmolens, als voornaamste takken van partikuliere industrie. In verhouding is de stoomkracht aanzienlijk vertegenwoordigd; uit. December 1892 telde men:

op Java en Madoera, 1499 stoomketels, met 107 555 M2. verwarm, oppervl. „ de Buitenbezittingen, 97 „ „ 1878 „ „ „

behalve nog 231 scheepsketels, met 11 478 M1. v. o.; het leeuwenaandeel behoorde aan de vooral op Oost-Java in werking zijnde suikerondernemingen.

Een der oorzaken dat de ambachten zich niet zoo gunstig ontwikkelen als men zou wenschen (en verwachten?) is wellicht het geweldig afwisselen der dagloonen op dezelfde plaats; bijv. van goede ambachtslieden