ONZE KOLONIËN UIT EEN OECONOMISCH OOGPUNT
DOOR
J. KUYPER,
Ons Tijdschrift is voor een goed deel gewijd aan de bezittingen in andere werelddeelen, met name in Azië, en ieder goed vaderlander zal dit toejuichen, want al is hij geen geograaf herinnert hij zich allicht dat Nederland veel, ontzaglijk veel aan de Koloniën te danken heeft. De regeering wees daar o. a. op toen zij den 29 December 1892 aan de Eerste Kamer verklaarde dat de Indische koffie alleen in de laatste 50 jaren ons duizend millioen opbracht.
Wanneer wij de twintig jaargangen van het genootschappelijk Tijdschrift doorbladeren en onze aandacht vestigen op het daarin medegedeelde nopens het kostelijke Insulinde, dan bespeuren wij hoeveel inspanning het vraagt om eenigermate bekend te worden met den toestand van land en volk, met de eigenaardigheden van bodem en klimaat, met de voortbrengselen en de werkkrachten, met de middelen van verkeer en den legeeringsinvloed, en wij zien hoe een tal van geleerde onderzoekers en ontwikkelde staatsdienaren steeds bezig is die bekendheid uit te breiden en daartoe bijdrage op bijdrage te leveren.
Wij oordeelen het niet ongepast om nu eens enkele bladzijden in beslag te nemen ten einde de lezers in kennis te stellen met de tastbare yoordeelen welke de Koloniën in de laatste tientallen jaren opleverden. Tot heden bleef dat voor velen een gesloten boek, en toch kan het niet ontveinsd worden dat de belangstelling, welke zoovele Nederlanders toonen in de beoefening van de aardrijkskunde, haar oorsprong vindt in de stoffelijke uitkomsten.
Voor een enkel maal zal het dus niet afgekeurd kunnen worden dat een blik geslagen wordt op het produktief vermogen onzer bezittingen, daar menig handelaar die niet onder de oogen krijgt tenzij hij moed, Inst en tijd bezit om de uitgaven der centrale Commissie voor de statistiek met oordeel te doorsnuffelen. Het zijn hare Jaarcijfers welke ons hoofdzakelijk als bronnen zullen dienen om velen een beknopt doch duidelijk kijkje te geven op dit belangrijk onderdeel van de kennis der
1