Deze collectie door Dr. Loria in Engelsch Nieuw Guinea bijeengebracht tusschen de jaren 1890 en 1893 omvat een 700-tal exemplaren, meest vledermuizen en muizen, waaronder bijzonder interessant zijn 5 soorten Muizen met grijpstaart (JPogonomys-soorten), en wel drie nieuwe soorten; een ander geslacht Muizen behoort tot een groep, die vertegenwoordigers op de Philippijnen telt, terwijl een derde geslacht wel op de andere eilanden van den Archipel gevonden zal worden, wanneer daar maar eerst de bergen zullen doorzocht zijn. Thomas brengt de voorwerpen van deze collectie tot 44 soorten, onder welke de volgende als nieuw beschreven worden:

Vledermuizen, Nyctinomus Loriae van Kamali en Aroma; Muizen, Leptomys, een nieuw geslacht met de soort elegans van onbekende localiteit, doch uit Britsch Nieuw-Guinea; Mus Gestri van Kapa Kapa; Pogonomys Loriae van Haveri, P. lepidus van Haveri, P. lamia van Ighibirei en Haveri; Uromys levipes van Haveri en Gerekanumu.

Emil Selenka. Menschenaffen (Anthropomorphae). Studiën über Entwickelung und Schadelbau. Erste Lieferung: Rassen, Schadel und Bezahnung des Orangutan. Mit 108 Abbildungen im Text. (Wiesbaden, C. W. Kreidel's Verlag, 1898. 8°. 91 bl. und 1 Karte).

Selenka begaf zich in de wouden van Borneo en Sumatra om hoogere Apen te verzamelen, met hoofddoel de studie hunner embryologie. Ongelukkiglijk gingen door schipbreuk de zeldzaamste preparaten verloren, zoodat hij het eigenlijke doel van zijn tocht niet bereikte. Evenwel was hem uit den aard der onderzoekingen een verbazend groot aantal Orangoetans en Gibbons ten buit geworden, daar men vooruit niet kon weten of een waargenomen levend dier een embryo bevatte en in welk ontwikkelingsstadium 't zich bevond. Zoo heeft Selenka een 300-tal Orang-oetans kunnen onderzoeken en bestudeerde hun schedel: hieraan hebben wij deze fraaie Monographie te danken.

Selenka zet op den voorgrond, dat breede wateren en hooge bergkettingen natuurlijke barrières zijn, die door de Orang-oetans niet overschreden worden. Zij toch zijn in tegenstelling van den Gibbon b. v., dieren die zich tamelijk langzaam bewegen en de hooge berglucht mijden. Daar nu Borneo een groot aantal stroomen kan aanwijzen, die door eeuwigen toevoer van de bergen nimmer droogloopen, zoo wordt het eiland Borneo als het ware in een aantal kleinere eilandjes gedeeld. Selenka meent nu gevonden te hebben, dat de op die afzonderlijke eilandjes levende Orang-oetans ook constant onderling verschillen, zoowel in schedelbouw als in uiterlijk. Daar Selenka de rechteroever van den Kapoeas onderzocht, is natuurlijk bij zijne conclusies ook slechts aan dien oever te