b. v. in de Java-zee, 50 M. diep, met een snelheid van 22 M. p. s.

„ „ „ Banda-zee, 3000 M. diep, met een snelheid van 542 M. p. s. de lengte van de golf is eveneens evenredig aan de diepte der zee. Series van getij waarnemingen zijn in dit gebied nog zeer zeldzaam, zoodat het onmogelijk is, hetzij door theorie, hetzij door bespreking van empirische data, een voldoende verklaring te geven van alle getij-phenomena, die waargenomen worden aan kusten, inhammen, baaien en rivieren. Als een zee te smal of ondiep is om getijden op zich zelf te hebben en door een kanaal met den vollen Oceaan in betrekking staat, zal de getij verheffing en horizontale beweging, in het algemeen, een aanzienlijke toename vertoonen op een zeker punt van het kanaal, waar het rijzen en dalen het grootst is. Indien wij verder gaan, neemt de getijpulsatie trapsgewijs af en tegelijkertijd verandert het algemeene karakter der getijden, omdat de halfdaagsche beginnen toe te nemen. Er is geen reden, waarom de horizontale beweging van het water altijd zou afnemen, in dezelfde verhouding als de verticale golving en het is zeer wel mogelijk, dat aan het eene einde van het kanaal de verhouding tusschen getijstroomen en getijverheffing geheel verschillend zal zijn van die aan het andere einde. Te Sembilangan in Soerabaya-straat zijn de eigenlijke getijden voornamelijk mono-diurnal en de stroomen semi-diurnal, terwijl bij den Oostelijken ingang van de Straat beide, getijden en stroomen, in hoofdzaak van een semi-diurnal type zijn.

Het karakter der getijden verandert voortdurend, als de zee door straten naar den Oceaan stroomt of omgekeerd; hoe nauwer de golf en ondieper het water, des te meer wordt de getijgolf ééndagelijksch. In de ondiepe Java-zee hebben de verschillende partieele golven, welke van alle kanten er binnen stroomen, hun semi-diurnal karakter verloren en zijn bijna uitsluitend mono-diurnal geworden; maar de hoofdgolf loopt van Oost naar West.

Het doel van dit werk is een fonds van vertrouwbare feitente geven en niet een verklaring van de waargenomen verschijnselen, wat moeilijk is te doen.

In het Westen van den Indischen Archipel, in de Java- en de Chineeschezee, loopen de lijnen van gelijke vloedbeweging zeer dicht bij elkaar (ondiepe zee, geringe snelheid); in het Oosten, waar de zee over het geheel zeer diep is, is de onderlinge afstand groot.

„Cotidal lines", of lijnen van gelijke vloedbeweging, worden in § 14 besproken. Vroeger las men daarvoor: c. 1. zijn lijnen, die alle punten verbinden, waar tegelijkertijd hoog water is. Nu stelt Dr. v. d. Stok voor de definitie dus te veranderen: Cotidal lines zijn lijnen, die alle punten verbinden, waar, op een gegeven moment en voor een gegeven partieele