voor Januari: iVö.wind 35%, bij van Vliet; NO.passaat; O. en ZO. afwijkend.

„ Februari: NO. „ 31%, „ ,, „ idem.

S Maart: NO. „ 22%, „ „ „ NO.passaat, afw. n. N. en NW. 11 I April: N. „ 15%, „ „ „ kentering.

Mei: ZO. „ 34%, „ „ „ ZW. moeson, afwijkend

naar ZO. en Z.

„ Juni: ZO. „ 40%, „ „ „ idem.

„ Juli: Z. „ 28%, „ „ „ ZW. moeson, afwijkend

naar Z. en ZO. „ Augustus: ZO. „ 24%, „ „ „ idem.

„ September:ZW. „ 10%, „ „ „ ZW. moeson. „ October: NW. „ 17%, „ „ ,, kentering afwijkend met

W.wind.

„ November: NW. „ 36%, „ „ „ kentering.

„ December: NW. „ 47%, „ » „ NO.passaat.

Uit dit overzicht blijkt, dat Dr. van der Stok de ZW.moeson van het Noordelijke Halfrond wat noordelijker doet aanvangen, zoo ongeveer aan den ingang van de Straat, terwijl hij de ZO.passaat (moeson) van het Zuidelijke Halfrond hier den Evenaar laat overschrijden en tot op ± 50 N. Br. doordringen.

In Mei, Juni, Juli, Augustus is, ten Zuiden van den Evenaar, de algemeen heerschende wind ZO. (passaat); in September komt er in die richting veel afwijking voor, in de nabijheid van den Evenaar; October geeft hetzelfde beeld te zien, maar nu nog tot op Zuidelijker breedte. November, December, Januari, Februari en gedeeltelijk ook Maart hebben een duidelijk geprononceerden NW. (moeson) wind, die in April door veelvuldige afwijkingen op de kentering wijst. Dit algemeene beeld van den gang van den wind vindt men elders meermalen ontwikkeld, doch in het werk van Dr. v. d. Stok zijn de details meer uitgewerkt: elk vak laat zijn afwijkingen duidelijk zien.

Aan 'teinde van het eerste hoofdstuk komen verder voor tabellen, die betrekking hebben op de zeestroomen. Voor elk der 41 vakken is daarin opgenomen: richting van den stroom, gemiddelde snelheid en percentage van de waarneming, berekend over de perioden April September en

October Maart. De Java-zee is meer speciaal behandeld en verdeeld in

West-, Midden- en Oost-Java-zee, met data voor elke maand afzonderlijk; nl. i» het aantal waarnemingen, 20 de gemiddelde snelheid, 3» de richting, 40 het procent van standvastigheid en 50 het procent „geen stroom".

Twee overzichtskaarten, waarop de lengte der pijlen weder evenredig is met het procent der waarneming, geven een beeld van de zeestroomen