torraen en donderbuien. In de Zuidelijke deelen verhinderen de engte van de Straat en de nabijheid van de kust van Malakka de ontwikkeling van land- en zeewinden, maar in de Noordelijke deelen worden deze locale winden tot op 10 mijlen van de kust waargenomen; onder de kust van Sumatra maken de z. g. Sumatranen, dat zijn hevige ZW. stormen, die voor de Oostkust karakteristiek zijn, de scheepvaart voor kleine vaartuigen zeer gevaarlijk. De algemeene richting der zeestroomen is, in alle seizoenen, N. en NW. j daarom zal de zee in de vier laatste maanden van het jaar ruw zijn, omdat dan die stroomen zich regelrecht tegen den wind in voortbewegen, inzonderheid als de getijstroomen met den zeestroom zich NW.waarts voortspoeden. Daar deze getijstroomen sterker zijn dan de permanente zeestroom, kan er een hooge zee verwacht worden , van welken kant de wind ook waait. De getijden komen om de 12 uur voor, en, als gevolg daarvan, loopt de vloed snel toenemend van 2 u. 30 m. aan den mond der Deli-rivier, tot 7 u. 30 m. bij Benkalis. De vloedstroom loopt Zuidwaarts, de ebstroom Noordwaarts; dientengevolge zal de richting der getijstroomen in de onderscheidene deelen van de Straat verschillend zijn. Onlangs zijn te Benkalis, Bagan api-api, Tandjong Tiram en Belawan stations opgericht, waar dagelijks op 3 vastgestelde uren waarnemingen worden gedaan omtrent de getijden en de getijstroomen. Voor den regenval zijn er 9 stations aan dat gedeelte der kust van Sumatra gevestigd.

Op bovengemelde wijze wordt over elk der 41 vakken een meer of minder uitgebreide beschouwing gegeven, als resultaat van de cijfers in de tabellen. Nu eens wordt daarbij de hoofdtoon gelegd op de wisseling der windrichtingen, dan weder is het de regenval of de loop der zeestroomen, die nader wordt toegelicht.

Elk dezer korte opstelletjes is een compendium van al wat klimatologie en oceanographie, tot dus ver, voor dit deel van zee en land hebben aan het licht gebracht. Een duidelijk overzicht, meer speciaal voor de praktijk bewerkt, geven de maandkaarten. Daarop is de geheele Nederlandsch-Indische Archipel afgebeeld, verdeeld in 41 vakken en voorzien van pijltjes, die de windrichting aangeven, wier lengte evenredig is aan het percentage van de waarneming (100% = 50 mM.); tevens is daarbij in een breuk aangeduid, hoeveel regen er in zeker aantal regendagen gevallen is; b. v. |J = 29 cM. regen in 21 regendagen. Een dertiende kaart geeft een jaaroverzicht.

Vergelijken wij nu b. v. het boven besproken Vak I met hetgeen vroeger daarover in ā€˛Winden en Regenverdeeling over Sumatra" door Dr. W. F. Van Vliet is gepubliceerd, dan vinden wij

bij Dr. van der Stok: