woonlijk gerekend tot het gebied van NO. en ZW. moeson, toch geven de tabellen A, B en C aanleiding om te zeggen, dat de neerslag alleen zulk een besluit kan wettigen; de windrichting is er geheel mede in strijd; evenmin kan Straat-Malakka beschouwd worden als grensgebied tusschen twee moesons; het Noorden van die Straat kan eenigerinate tot dat terrein gebracht worden. Omstreeks het midden van Mei zet de ZO. moeson in, maar in het begin zeer flauw, zeer onstandvastig. Van Mei tot Augustus zijn ZO. en O. winden overheerschend; maar er kunnen ook winden uit W. en NW. verwacht worden. Deze moeson, als men hem zoo noemen mag, duurt tot September, waarop de W. en NW. winden beginnen toe te nemen. Van Mei tot September is 't weer onbestendig en buiig, de lucht bewolkt en hevige regens vergezellen donderbuien, welke vrij menigvuldig uit verschillende streken komen opzetten.

De windkaarten voor Mei tot September beschouwende, schijnt deze ZO. moeson het gevolg te zijn van een tocht of trek, veroorzaakt door den zeer krachtig werkenden ZW. moeson, die in het Noorden van de Straat waait, eenerzijds en door den druk uitgeoefend door de hevige en bestendige ZO. winden, welke in de Chineesche-zee en den RiouwArchipel waaien, anderzijds. Deze ZO. winden hebben, bij het trekken over de Java- en de Chineesche-zee, hun oorspronkelijke droogte verloren en zijn daarom in staat buiig weer te veroorzaken en een matigen regenval. Van October tot December komen W., NW. en N. winden voor; deze NW. moeson, veroorzaakt door het heerschen van Noordelijke winden in de Chineesche-zee, is ook een gevolg van zuiging, daar de O. winden aan den ingang van de Straat waaiende, nog niet krachtig genoeg ontwikkeld zijn om tegenwicht uit te oefenen. Gedurende deze maanden valt er een maximum regen. De vochtige lucht van den Indischen Oceaan in de straat stroomende, langs de Westkust van Malakka, wordt gedwongen te stijgen waar de straat nauwer is en veroorzaakt dan aanhoudend neerslag. In Januari heeft de moeson aan de Noordkust van Sumatra zijn volle ontwikkeling bereikt; nu is er geen gelegenheid voor de lucht om, langs de kust van Malakka, de Straat in te stroomen, daar de Oostmoeson over het schiereiland en den geheelen ingang van de Straat waait. De heerschende wind in het Zuidelijke gedeelte van de Straat is de resultant van deze winden en van de Noordelijke luchtstroomen in de Chineesche-zee, zooals de kaarten duidelijk aantoonen. NO. winden zullen optreden, die bij hun tocht over het bergachtige schiereiland, een groot deel van hun vochtigheid hebben verloren; vast en mooi weder met een minimum regen kan dan verwacht worden. Tegen het einde van Maart begint de moeson in standvastigheid en kracht te verslappen en in April waaien er winden uit alle hoeken van den horizon, bij onvast weer,