aan de Topographische Inrichting te 's Gravenhage, onder voorlichting van den Directeur den Heer Eckstein.
„Kartometrie en Kaartkritiek" is de titel van het zesde hoofdstuk, waarin wordt aangegeven in hoeverre kaarten dienstbaar kunnen zijn voor lengte-, inhouds- en hoogtemetingen, alsmede bepaling van hellingen; en op welke factoren daarbij gelet moet worden; het gebruik van curvi- en planimeter, alsmede het construeeren van profielen komen daarbij ter sprake.
Goede en gezonde opmerkingen naar aanleiding van de keuze der projectie, en der schaal en voor wat aangaat, grootte en soort van letter, plaatsing enz. enz. der namen en hoogtecijfers, alsmede opsomming van eenige eischen waaraan kaarten in het algemeen moeten voldoen, wat betreft juistheid, volledigheid, duidelijkheid, goedkoopte en fraaiheid, vormen het tweede gedeelte van dit hoofdstuk.
Vele nuttige wenken voor kaarten-makers en gebruikers worden in dit hoofddeel, alsmede in de 20 daaraan toegevoegde „aanteekeningen" aangetroffen.
In het laatste of zevende hoofdstuk gaat de schrijver na aan welke eischen „Schoolkaarten" meer in het bijzonder moeten voldoen; soberheid en eenvoudigheid worden in het algemeen als eerste eisch genoemd; voor de verschillende klassen, de lagere en de hoogere, moeten verschillende kaarten worden gebruikt; de wandkaarten zoowel als de atlassen moeten verband houden met de geleidelijke uitbreiding van het onderwijs; schoolkaarten moeten duidelijker de physische gesteldheid dan den staatkundigen en topographischen toestand aangeven; aan reliefkaarten worden beschouwingen gewijd.
De beantwoording der vraag in hoeverre de schrijver in de zeer breedvoerige bespreking van de verschillende eischen aan de onderscheidene soorten van schoolkaarten en atlassen te stellen, rekening heeft gehouden met de praktijk, en in hoeverre de mannen van het onderwijs het in deze aangelegenheid met den Heer Zondervan eens zullen zijn, valt buiten dit bestek; de schrijver heeft deze aangelegenheid wèl van alle zijden beschouwd en n. v. w. het onderwerp tamelijk wel uitgeput.
Bovenbesproken „Proeve" wordt als een eerste krachtige schrede op het bijna onontgonnen veld der beschouwingen over kartographie met ingenomenheid begroet; anderen die den Heer Zondervan op dit terrein zouden willen volgen, zullen in zijn boek een voortrefFelijken leidraad vinden; bekorting hier, uitbreiding en meer volledigheid elders, mogen gewenscht voorkomen; als een uitstekend schema van arbeid met vele goede opmerkingen, getuigenis gevend van veel nadenken moet deze studie over kartographie buiten twijfel worden aangemerkt.