jongmans en jonge dochters, jongmans en weduwen, weduwnaars en jonge dochters, weduwnaars en weduwen, en de echtscheidingen.

Paragraaf II behandelt de geboorten. Zij geeft voor 4 groepen van gemeenten (a gemeenten met 100000 en meer inwoners, b gemeenten met 20000—100000 inwoners, c gemeenten met 5000—20000 inwoners en d gemeenten met minder dan 5000 inwoners) voor iedere provincie en voor het rijk, achtereenvolgens het aantal enkelvoudige, twee- en drielinggeboorten , onderscheiden in wettige en onechte, het aantal levend en levenloos aangegeven jongens en meisjes bij de wettige en onechte geboorten en het aantal levend en levenloos aangegeven jongens en meisjes bij de enkelvoudige en meervoudige geboorten.

Paragraaf III heeft de sterftestatistiek tot inhoud en beslaat verreweg het grootste deel (160 bl.) van het geheele boekje (248 bl.). Het eerste staatje van deze paragraaf, dat het opschrift draagt „overledenen naar den burgerlijken stand" (terloops zij opgemerkt dat dit laatste woord blijkbaar moet zijn burgerl. staaf), geeft voor de 4 groepen van gemeenten, voor iedere provincie en voor het rijk het aantal overledenen gesplitst in: ongehuwd, gehuwd, in weduwenstaat, gescheiden van echt en burgerl. stand (staat) onbekend.

Het is niet duidelijk waarom hier niet dezelfde indeeling als bij de volkstelling van 1889 is gemaakt, alwaar de gehuwden zijn onderscheiden in: samenwonenden en gescheidenen van tafel en bed. Het argument dat de cijfers der gescheidenen van tafel en bed dan te klein zouden worden is o. i. niet zéér zwaarwichtig, terwijl niet ontkend kan worden dat thans onder één hoofd zijn samengenomen twee rubrieken van personen, die niet in dezelfde levensomstandigheden verkeeren.

Hierop volgt een opgave van de sterfte in de verschillende maanden van het jaar, bij kinderen beneden de 2 jaar (mannel. en vrouwel. geslacht afzonderlijk) voor het rijk en voor elk der 4 groepen van gemeenten.

Daarna komt de grootste tabel van het geheele boekje. Voor iedere gemeente van 5000 zielen en daarboven (dus voor iedere gemeente der hierboven genoemde groepen a, b en c) wordt het aantal overledenen opgegeven in ieder levensjaar, met vermelding van het geboortejaar en met onderscheiding bij kinderen beneden het jaar naar de al dan niet wettigheid bij de geboorte. In een recapitulatie-tabel wordt hierna vermeld het aantal overledenen in ieder levensjaar (met opgave van het geboortejaar en bij kinderen beneden het jaar van de al of niet wettigheid bij de geboorte) voor ieder der 4 groepen van gemeenten, voor iedere provincie en voor het geheele rijk, welk laatste totaalcijfer nog wordt gesplitst in ongehuwd, gehuwd en in weduwenstaat] een en ander afzonderlijk voor het mannelijk en vrouwelijk geslacht.