Ook het ijs leverde ditmaal geen belangrijk bezwaar op; in Bovenrijn en Waal bepaalde het zich tot drijfijs gedurende enkele dagen, op Nederrijn en Lek werd de vaart ruim een week lang daardoor gestremd, evenzoo op verscheidene kanalen, doch de Zeeuwsche stroomen bleven vrij van ijs terwijl de Dordtsche waterwegen en de IJsel ook eenige belemmering ondervonden en daarentegen de vaart beneden Rotterdam geheel vrij bleef zelfs voor lichte stoombooten. Waar het ijs enkele dagen vast bleef zitten, was het zeer broos.

De verbeteringen in het vaarwater bepaalden zich derhalve weder hoofdzakelijk tot het aanleggen en verbeteren van talrijke kribwerken en vooral tot het uitbaggeren, dal letterlijk nimmer kan worden gestaakt en jaarlijks tonnen gouds verslindt. Voor het grindbaggeren wordt doorgaans aan particuliere krachten vergunning verleend en alleen uit Bovenrijn en Waal werden in 1897 wel 231 007 M3 grind en 25 697 M3 ballast op die wijze verwijderd.

Niettegenstaande al deze zorgen zonken toch in den loop van dat jaar op de hoofdrivieren en stroomen ruim 50 vaartuigen, waaronder zelfs enkele stoombooten, die voor het meerendeel werden gelicht of opgeruimd, niet weinigen voor rekening van het Rijk om het vaarwater vrij te maken. Ook op de kanalen vonden dergelijke ongelukken plaats, maar

in mindere mate (9 gevallen).

De meeste uitgaven vorderde de verlegging van den Maasmond en normaliseering van den Amer, ƒ 1 163 536 voor aanleg en verbetering, ƒ 51 5x8 voor onderhoud, dan volgen in belangrijkheid: de Waal (4 ton gouds), Nederrijn en Lek (ruim 3), IJsel (bijna iV2), Merwede en Killen (ruim 3), Dordtsche waterwegen en Hollandsch diep c. a. (ruim 2), Nieuwe Maas, Scheur, Brielsche Maas, Rotterdamsche Waterweg c. a. (ruim 7),

de Maas boven Heusden (ruim 37j).

Welke gunstige gevolgen deze uitgaven voor het scheepvaartverkeer hadden, blijkt het duidelijkst te Rotterdam, dat zelf zich zooveel onkosten getroostte ter uitbreiding van dokken en havens; immers voeren door de bruggen van de Koningshaven 16520 rijnschepen, 30483 binnenvaartuigen, 35246 binnenstoombooten, 1152 zeilschepen, d. i. per etmaal 228; dat de weg naar zee druk bevaren werd toont de opgave dat in 1897 in- en uitvoeren:

12 251 stoomschepen, inhoud 29 954 885 M3.

795 zeilschepen, „ 1 °95 724 »

4452 visschersvaartuigen, „ 789902 „

V 17498" 31 840 511M3.

In 1896 bedroeg dit 17 139 schepen met 29 470 531 M3 inhoud.